Full text |
voor de zuiver geschiedkundige onder-
werpen (Inleiding, § 2, I, § 1 ), voor
dewelke algemeene begrippen zullen
volstaan. Onnoodig ook bijzonderheden
te geven over de techniek van het
drukken of van de illustratie. Dê
onderwerpen, waarvan de kennis een-
voudig wenschelijk, niet onontbeerlijk
is, zijn met een sterretje aangeduid. Zij
zijn enkel noodig voor het bekomen
van een graad.
2. — Practijk. — Dit punt is hoogst
belangrijk. Over at algemeen, elke maal
dat een practische uiteenzetting mogelijk
is, zal zij de overhand hebben op de
zuiver mondelinge uitlegging. '
Als toepassing van dezen regel, zal de
leeraar zijn uitleggingen met bewijsstuk-
ken geven, ’t zij hij deze op het scherm
werpt, ’t zij hij deze onder de toehoor-
ders laat rondgaan. Hij zal ook — zoo
dikwijls mogelijk — gemeenschappelijke
practische oefeningen inrichten. Hij
zal eindelijk zijn onderricht volledigen
door gezamenlijke bezoeken van biblio-
theken, drukkerijen en böekbinders-
werkhuizen.
Hoofdstuk III, getiteld „De Indeeling
van het Boek of de Catalogus", zal
een zeer bijzondere aandacht vergen.
Hier ook, nochtans, zullen de onderwer-
pen volgens hunne wederzijdsche
practische belangrijkheid moeten gegra-
dueerd worden. Indien het nuttig is
begrippen te geven over de indeeling-
stelselsdoor de bibliographische weten-
schap aangeprezen (III, 4, litt. a),
terloops te wijzen op de type-meubelen
wier aanneming wenschelijk ware, zal
men niet; buitenmate op deze punten
aandringen. Men zal vooreerst trachten
aan te toonen hoe het mogelijk is
wetenschappelijke inventarismethoden
of een dikwijls kostbaar type-materieel
te vervangen door persoonlijke een-
voudige, practische uitvindingen, —
zelfs daar uitvoerbaar, waar de begroo-
tingen het matigst zijn, — en nochtans
geschikt om aan de eischen eener goed
gehouden openbare bibliotheek te
voldoen.
Bij de uiteenzetting der verschillende
indeelingstelstels zal men noch dogma-
tisch noch uitsluitend zijn.Een ruim deel
zal aan het persoonlijk initiatief van
den bibliothekaris overgelaten worden.
Elke bibliotheek vergt inderdaad een
speciale behandeling, volgens haar
belang, volgens het midden waarin zij
geplaatst is, volgens den aard der
werken welke zij bevat.
§ 1, litt. b), van hoofdstuk IV dient
uitgelegd te worden. Er is daar sprake
van de elementaire kennissen welke
van een bibliothekaris geëischt worden
en, onder deze kennissen, duidt het
programma de letterkunde aan. Er
dient wel opgemerkt dat deze vermel-
ding hoegenaamd niet de andere
kennissen uitsluit welke de candidaat-
bibliothekaris zou kunnen bezitten of
waarvan hij het aanleeren nuttig zou
achten, bijv. in geschiedenis, in weten-
schappen, in techniek. Hij zelf zal
daarover oordeelen en de leeraar zal
er zich bij bepalen raadgevingen te
verstrekken, den te volgen weg aan te
duiden om spoedig en stelselmatig te
leeren. Bij het examen, zal de jury
aan den candidaat het initiatief laten
om uiteen te zetten wat hij weet. Hier
zal de ondervraging de wending eener
samenspraak aannemen, wiens doel is
zich rekenschap te geven over den
graad van cultuur van den candidaat.
Kortom, de leergang moet eenvoudig,
helder, in de hoogste mate practisch
zijn.
II. — EIGENLIJK PROGRAMMA.
Algemeene verdeelingen van den leergang.
Inleiding.
I. — Het boek.
II. — Materieele inrichting der open-
bare bibliotheken.
III. — De indeeling van het boek of
catalogus.
IV. — Inrichting en werkzaamheid
der openbare bibliotheken.
V. ■— De wetgeving der openbare
bibliotheken.
INLEIDING.
A. -- Nut en maatschappelijke rol
der openbare bibliotheken.
1. .— Wat is een bibliotheek?
279 |