Full text |
eeniging deelnemen en tot het doel der
vereeniging bijdragen. Zij vormt tevens
het natuurlijk verband tusschen de
bestaande leeszalen of hun besturen
onderling, en is hierdoor ook het
aangewezen gemeenschappelijke orgaan
naar buiten. In haar staan de leeszalen
als een eenheid tegenover de openbare
meening en de regeering, zoowel ten
opzichte van den reeds bestaanden
rijkssteun, als ook wat betreft nog nader
te verwezenlijken algemeene regelingen
en verdere wenschen. De Centrale
Vereeniging heeft de behoefte gevoeld
aan een doelmatige en bijzondere oplei-
ding voor de ambtenaren der leeszalen
en heeft de inrichting daarvan zelf ter
hand genomen. Zij heeft ook in ver-
schillenden vorm een eigen blad of
tijdschrift en andere vaklectuur uitge-
geven.
** * * *
De „Nederlandsche Vereeniging van
Bibliothecarissen en Bibliotheek-ambte-
naren“ is niet een vereeniging „voor"
iets, doch een vereeniging „van“. Zij
verbindt personen die een overeen-
komstigen werkkring en daardoor
soortgelijke belangstellingen hebben.
Een vooropgezet doel streeft zij niet na ;
zij doet wat aan de gemeenschappelijke
belangstelling harer leden beantwoordt.
Dit kan telkens iets anders, het kan
zelfs bij tijden heelemaal niets zijn;
zoolang hare leden niet verloopen
bestaat- zij en heeft zij recht van
bestaan. Wat zij het best zou kunnen
of zou moeten doen is dus in hooge
mate afhankelijk van ieders persoonlijke
opvatting. Maar die persoonlijke opvat-
tingen der leden zijn in dit geval dan
ook in de hoogste mate belangwekkend,
omdat zij de feitelijke bestemming en
het doel der vereeniging bepalen. Zoo
heeft zij zich in den trant der laatste
jaren gevoeld als „vakvereeniging , die
zich dan gedeeltelijk stelde tegenover
de Centrale Vereeniging als tegenover
de „werkgeversorganisatie". Gedeelte-
lijk, want de ambtenaren der bijzondere
en wetenschappeÜjke bibliotheken,
toebehoorend aan stad of rijk of ook
aan andere lichamen, vonden in de
C. V. hunne patroons niet. De tegen-
stelling tusschen den „arrebeier" en den
kapitalistischen „uitzuiger" heeft hier
nooit in haar volle zuiverheid kunnen
bestaan; het is ook niet vroolijk vechten
tegen een zoo berooiden uitzuiger;
weinigen zullen' thans, nu de bloeitijd
der „salarisactie" toch zekerlijk achter
ons ligt, de bestemming der Ned.
Vereen, nog in hoofdzaak willen zien
in den strijd om beter levensvoorwaar-
den, ter verkrijging van het zoogen.
„menschwaardig bestaan." Dat deze
zaken echter onder meer op den weg
der vereeniging blijven liggen, zullen
daarentegen ook weinigen betwijfelen.
Naar ons gevoelen moet de gemeen-
schappelijke neiging der leden in de
eerste plaats leiden tot de behartiging
van geestelijke vakbelangen. Zij brengt
haar leden samen tot de uitwisseling
van gedachten die op het vak betrek-
king hebben. Daartoe houdt zij voor
alles haar ledenvergaderingen en heeft
zij haar eigen tijdschrift.
* * *
Het is natuurlijk dat beide ver eenigingen
elkaar op hun weg ontmoeten; beide
geven een tijdschrift en ook wel eens
andere publicaties uit over onderwerpen
uit het bibliotheekvak, beide vergaderen
om over vakbelangen te spreken. Zij
zijn dan ook tot gemeenschap van
handeling gekomen zoowel in hun
tijdschrift „Bibliotheekleven", dat reeds
zijn 9en jaargang beleeft, als ook sinds
enkele jaren in het Bibliothekarissen-
congres, dat een soort algemeene
samenkomst is in aansluiting bij de
afzonderlijke jaarvergaderingen. Dit
samengaan heeft natuurlijk allerlei
voordeelen ; het is in het belang van
beiden en van de gemeenschappelijke
zaak; het draagt er echter ook toe
bij het wezenlijke verschil tusschen
de twee vereenigingen te vervagen.
Dat is jammer; en daarmee is naar onze
meening vooral de Ned. Vereen, v. Bibl.
en Bibl.-ambt. op den verkeerden^ weg.
Indien een denkend mensch, zooals onze
275 |