Full text |
ALIE SMEDING
Enkhuizen, door Havard gerékend onder de
« Villes mortes » van de Zuiderzee, is thans een
onaanzienlijk stadje van zeven duizend zielen. Eens
was Enkhuizen een brandpunt van bedrijvigheid en
verkeer. Aan dat schoone verleden werden we on •
langs nog herinnerd door een feuilleton in de « N.
R. C. », getiteld «Avond», een Enkhuizen-im-
pressie van Alie Smeding.
Ren weemoedige bladzijde geschreven door een dochter van Enk-
huizen, die met haar stoer en sober werk eerbied en bewondering wist
af te dwingen. Wat liefde tot haar geboorstestad spreekt uit de impres-
sie! Luistert naar het slot : « Vroeger, mokt de grimmige wind : Vroe-
geH) HH IHH
En je wéét nu heel zeker, hij denkt aan die onversaagde oude
wereld, die daar eenmaal was binnen de wallen, toen er door de uit-
breiding van den handel, de visscherij en velerlei ander bedrijf, ook
om plaats te geven aan de benoodigde bedrijfsgebouwen en huizen,
de oude te nauwe muren geslecht moesten, en er een nieuwe wijd-om-
cirkelende vesting-wal gebouwd werd, met vele bastions en een breede
gracht. Toen ook de stad zijn muren met wachttorens en rondeelen
had, stoere versterkingen, stevige bolwerken, hechte staketsels, en —
een onneembare veste was...
«Vroeger...» fluistert de wind. «Vroeger».,
En je peinst aan de groote mannen die er leefden, en de namen
dier wijzen doorzweven ook je gedenken : Plancius, Maelson, Palu-
danus, Jan Huygen van Linschoten.
«Vroeger»... zucht-snikt de wind, en je verstaat den spijtigen
oude steeds beter. « Vroeger »...
En in de looden stilte ga je dan langzaam al het verrapte oude
voorbij, de vele leegtens, de gammelgeworden boerderijen en de zwart-
berookte huizekens der visschers, dan ook de eentonige, nietige en
eenzelvige wijkjes.
Er is een klein gerucht van nieuwen arbeid, er zijn eenige indus-
trieelen die iets in zich hebben van den kloeken voorvader en die ook
nog een jongen opbloei brengen in dé oude veste.
Toch, terwijl je daar gaat door het stadje, dat in zijne wijde wal-
len staat als een besje in het veel te ruime kleed van een jonge, wel-
varende vrouw, zeg ie, in een schrijning van weemoed, het woord van
de ouden na, het woord dat eens ook als van een Ziener geschreven
werd rondom de wijzerplaat van een der torens : Sic transit gloria
mundi.
141 |