Full text |
schuitjes langzaam over de einder « kuieren », en lui vliegen er een
paar meeuwen langs het vuurtorentje de stad in. Op de dijk slentert
stuntelig een oude man, met stroo in zijn klompen en een tabakspruim
achter zijn bolle, rimpelige wang. De stilte valt op... Alles gaat hier
gewoonlijk even bedaard, geen mensch loopt er haastig, er blijft veel
tijd over, om te droomen en te denken. Alleen in de haring- en ansjo-
visteelt wordt het anders, en ook als het stormt, als de zee wit is van
woede en de visschers waken... Dan ioopèn de menschen uit hun hui-
zen te hoop-en lijken de straatjes smaller.
« En zoo binnen de beslotenheid zijner oude vestingwallen, en
de zee was het — als een wereldje in het klein — mijn studieboek.
Van heel dicht bij heb ik er het doen en laten van « mijn » menscher.
waargenomen, en beter dan ergens anders had ik hier gelegenheid
tot psychologische observaties.
(( Fel wordt in zoo’n stil stadje de strijd om het bestaan, want hoe
weinig varieeren er de bestaansmogelijkheden, hoe gering is hier de
kans een ander voorbij te streven, en hoe zwaar is daarom de onder-
linge strijd, de wangunst, de haat...
« Hier kon ik dus waarnemen en daar moest ik het ook van heb-
ben : want na het verlaten der lagere school heb ik niet meer uit boe-
ken gestudeerd. Voor mij zelf, als ik eens buiten de grenzen van mijn
land was, heb ik wel scherp het gemis gevoeld, dat er is, in het niet
kennen van moderne talen, doch voor mijn werk merkte ik dat niet.
c( Mijn letterkundige arbeid is mijn eenig beroep.
(( En daarom heeft ons stedeke mij alles gegeven. Hier zag ik alle
typen die ik noodig had, als studie-materiaal : rappe « sjouwerslui »,
stoere visschers, taaie landbouwers en opgeprikte kantoorheeren. Men-
schen met en zonder beteekenis, menschen met < n zonder pretenties,
een spel van schijn en werkelijkheid in menigvuldige variaties.
(( Dit schouwtooneel, hoe klein het ook is — of misschien juist
daardoor — bekoorde mij, en ik ging er over schrijven, aanvankelijk
in kleine schetsen »...
Alie Smeding !
Er is een klein gerucht van nieuwen arbeid, schreef zij in het feuil-
leton dat als inleiding werd gebruikt. De schrijfster behoort tot dat ge-
zonde, zingende leven dat in Enkhuizen aan ’t roeren ging en haar
levensverhaal is het jongste sprookje van de oude Zuiderzeestad dat
ook in Vaanderen de aandacht zal boeien. L. B.
BIBLIOGRAPHIE :
« Menschen uit ’n stil stadje» (Rotterdam, W. L. & J. Brusse, 1920).
«Sterke Webben» (Rotterdam, W. L. & J. Brusse, 1922). |