Full text |
VICTOR DE MEYERE. — De Vlaam-
sche vertelselschat I. —1 A ntwerpen,
a De Sikkel» (jr. 25).
Alles laat aanzien, dat we hier met
het eerste deel van een standaardwerk
te doen hebben, waaruit onze en de
buitenlandsche folkloristen nog eeuwen
zullen putten. Een werk van zulk en
omvang werd op dit gebied in de Ne-
derlanden nog niet aangevat. Weten-
schappelijk is het met al de noodige
hulpmiddelen voorzien. Vooral dient er
op gewezen, dat dit geïllustreerd werk
tevens een prachding is voor de huis-
kamer —i waarin tegenwoordig veel te
weinig « verteld » wordt en die wat al
te veel verlaten wordt voor kinema en
ander uitzinnig vermaak —*, voor de
school en den schoolman, voor de
volks- en kinderbibliotheek. Wij be-
spraken reeds de kleine deeltjes van
64 blz. (Jan Pikkedang, enz.) die door
den uitgever uit het groote werk gelicht
werden en afzonderlijk verspreid, —
maar hier hebben we nu de volledige
uitgave, waarin alle vertelsels opgeno-
men zijn met de noodige notas over
oorsprong, vergelijking met buitenland-
sche sprookjes, enz. Belangrijk is he\
dat voor elk vertelsel werd opgetee-
kend door wie de schrijver het hoorde
vertellen, van waar deze zegsman (of
vrouw) kwam en hoe het met zijn ge-
leerdheid of ontwikkeling gelegen Was,
en dat alles zoo getrouw uit den volks-
mond werd opgeteekend. -— Verder
kunnen we niet beter doen, om de zorg
waarmede dit werk werd samengesteld
te kenschetsen, dan het volgende nog
over te nemen uit de inleiding :
« Ik mag borg staan voor de getrou-
we, woordelijke ' opname van deze
sprookjes. De gewestelijke uitspraak
werd evenwel niet gevolgd; de origina-
liteit van een sprookje ligt niet m de
uitspraak van de worden, maar in de
verwerking van de motieven, in de ma-
rier van vertellen.
» Wat mij persoonlijk betreft, ik heb
mij veroorloofd in den tekst telkens het
woord te voegen, dat de verteller, toen
de woorden faalden, er door gebaar
en mimiek trachtte in te leggen.
» Als de verteller b. v. woordelijk
zegt :
» Duimken mijn zoon kroop uit zijn
bed en ging naar het bed waar de ze-
ven kinderen van den reus sliepen » en
hij, bij die woorden, tot tweemaal toe,
mimeert en gebaart dat Duimken-mijn-
zcon « heel stillekens » uit zijn bed
kroop en « heel stillekens » naar het
bed trok waar de zeven kinderen van
den reus sliepen, dan kan de zin, hier-
boven tusschen guillemetten (« »), geen
bevrediging schenken en moet de le-
zing luiden :
» Duimken-mijn-zoon kroop heel stil-
» lekens uit zijn bed en heel stillekens
» ging hij naar het bed Waar de ze-
» ven kinderen van den reus sliepen. »
» Bij de opname diende daarvan re-
kening gehouden, ten einde de vertel-
ling het leven en de klem te geven,
welke bij den verteller nooit te kort
schoten. Dergelijke bijvoegingen Wor-
den in cursief gedrukt. »
Wij vertrouwen dat het werk overal
den bijval zal vinden, dien het ver-
dient.
B. G.
A. M. DE JONG. |||Een ^Zuctóge Zo-
meircis. —- Amsterdam, E, Querido
en N. V. « Ontwikkeling ».
Op onderhoudende wijze vertelt A.
M. de Jong van de tribulaties verbon- |