Full text |
EEN BOEK DAT ONS WELKOM IS.
(P. Recht: «Les bibliothèques publiques en Belgique»)
(Slot)
Het hoofdstuk handelende over den bibliothecaris kan slechts overloopen
worden. De wetgever heeft, naar het ons voorkomt, al wel moeten inzien, dat
zijn vrijstellingstaktiek een jammerlijke spitsvondigheid is, die in den grooten
toonaard van « de vrije instelling is het nee plus ultra» staat. Hier werd ge-
knoeid door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, geknoeid in dubbelen zin.
Het is noodzakelijk, de praktijk heeft het bewezen, dat niemand vrijgesteld
worde (tenzij de veteranen in de beweging), en nog minder duldbaar is,'waarop
Recht zeer duidelijk wijst, het onderscheid, dat gemaakt wordt tusschen priester
en onderwijzer. Daardoor wordt de vrije instelling nogmaals en terdege den
voorrang gegeven boven de openbare, zelfs als beide katholiek naar den inhoud
zijn.
Is de vrijstelling logisch? In geen geval, ook niet voor den belangstellende
met akademischen graad. Min of meer vrijpostig kan het heeten, dat steller
dezes, die geen akademischen graad bezit, zulke bewering staande houdt, zelfs
tegen het argument van Recht in (page 89 voetnota) en luidende : Il serait
d’ailleurs plus humiliant pour les interrogateurs que pour les interrogés de faire
passer les universitaires devant un jury dont les membres n’ont généralement
aucun grade universitaire. Deze dragers van officieele diploma’s ondervragen
over kuituur en geest kan een ongepastheid wezen, dat zal het echter niet zijn
waar het "de bibliothéconomie en haar theoretische en practische vraagstukken,
zoo technische als andere geldt. Zeer zeker onze blibliotheekjes te lande zijn
geen modellen van inrichting, ah zijn zij nog zoo klein en gemakkelijk te lei-
den,___ maar zij zouden het moeten worden, en ofwel is de akademisch gedi-
plomeerde in actieven dienst van de bibliotheek en liefhebbert hij wat: dan kan
voorlichting, wegbereiding geen kwaad; ofwel, en dat is voor een kleine biblio-
theek en zelfs voor stedelijke meest' het geval, dekken zijn gezag en graad de
instelling en oefent een onbevoegde het vak uit (1) zonder nauwkeurig toezicht
van den titularis: dan wordt de contrôle van de inspectie maar eerst voor goed
ondoelmatig. Immers een instelling, geleid onder de vlag van de Alma Mater
moet taboe zijn. (2) Hetzelfde is toepasselijk op vrije bibliotheken door geeste-
lijken geleid, die de zorgen overdragen aan bestwillende, onvoorbereide krach-
ten. Zal de stelregel zijn, dat het bibliotheekvak, in casu het ambt van bibliothe-
caris van een openbare bibliotheek, een bezigheid is, die elkeen kan uitoefenen
voor de vuist, al was het dat men de techniek uit den duim’ zoog? Het staat
toch vast, dat wij niet als een ideaal aanzien, wat zich thans voltrekt in België,
waar een paar duizend bibliotheekjes over het land liggen gezaaid, die amper
aan het «begrip» bibliotheek beantwoorden. Het ligt toch in onze lijn de
(1) Dat mag niet zegt Recht; maar ’t gebeurt (cf. pag. 35, § 63).
(2) Wij herinneren hier overigens aan de kritiek door Prof. Ladewig uitgeoefend op
de Pruisische regeling, waarvoor de doktersgraad als bewijs van onfeilbaarheid geldt. (Poli-
tik der Bücherei, pag. 271.)
.81 |