Full text |
afzondering tegen te gaan waarin de algemeene openbare bibliotheek gedrow
gen wordt tegenover de zusterinstellingen van wetenschappelijker constructie.
Loopt er geen ontwikkelingsdraad van laag tot hoog? Werd er dan op dit
gebied nog geen energie genoeg verspild ? Is er nog niet genoeg geliefhebberd ?
Al was het maar, dat het examen de gestudeerden de verplichting oplegde
eens in aanraking te komen met de vraagstukken van den dag, eens af te dalen
tot den lageren schakel (want hemeltje lief, nooit zal men mij kunnen doen
gelooven, dat deze bibliothecarissen boeken op de schap zullen zetten en etiket-
ten plakken) dan zou het reeds zijn nut hebben.... maar, jawel, dan moet het
examen er anders gaan uitzien dan nu.
Een onderzoek op dit terrein biedt rijke stof voor een apart artikel. Een
ding nochtans weze gezegd, onmiddellijk in verband met deze uitlating: de
cursussen voldoen niet en de ondervragingen nog veel minder. Deze laatste zijn
een spel, een passe-passe om de goegemeente en zichzelf de gewetensrust te
bezorgen.... terwijl het reine papiertje niet weinig pretenties een riem onder
het hart steekt: de recipiendi hebben een hindernisje genomen (indien we haar
figuurlijk door een haag voorstellen wilden, dan zouden wij niet mogen vergeten
in de haag een groot, zeer groot gat te teekenen: wie er niet over kan, die
kruipt er door). Met de hand op het hart, zoo moeten de ondervragers het
allen bekennen. Natuurlijk, hooge eischen zouden in den aanvang de toepassing
van de wet onmogelijk hebben gemaakt maar, nu de beweging ingezet is, en
de meeste bibliotheken hun hoofd hebben, wordt het tijd de kwestie te herzien,
opnieuw op te bouwen-. Wordt er dan ernstig'gewerkt, dan bestaat de kans een
nieuw vak in het leven te roepen : het bibliothecarisambt met belangstellings-
punten ook voor dè akademisch beproefden. Dat kwam de beweging en de uit-
oefenaars-zelf ten goede, want eemgerlei eerbied legt men er thans niet voor
aan den dag. Het kan trouwens niet. De leiders en aspirant-leiders beseffen niet
eens de waarde van « de plaats waarop zij staan ». En waar de vakbekwaamheid
zeer miniem is, daar dient nog vastgesteld te werden ook, dat een voortgezette
studie voor 85 % niet gedaan wordt : ééns het diploma in den zak, de subsidie
toegekend, w-ordt het syllabus, of het éénig zaligmakend handboek zeer onvind-
baar opgeborgen. Wie de praktijk volgen en werk van gediplomeerde biblio-
thekarissen in handen krijgen, waarvan dus dient verondersteld te worden op
gezag van een officieel stuk, dat zij een minimum van kundigheden hebben
verworven (laten we zeggen handgrepen), moeten bekennen, dat nog ALLES
te doen is, nog ALLES. Wij houden er dan zelfs rekening mede, dat de biblio-
thekarissen menschen van goeden wil en vol opoffering zijn. Mij dunkt wie van
goeden wil is, zal toch eerder zijn werk goed doen. En toch is het werk voor
80 % slecht. Daardoor bedoelen wij, dat het tot hiertoe geleverde werk niet
als grondslag kan dienen voor het volgende. Wie achteraf al deze bibliotheken
wil innchten naar de minimum-eischen van het vak, kan opnieuw beginnen.
Is dat te verdedigen? « L’expérience a démontré que l’examen est indispensa-
ble» zegt Recht (pag. 90). Zeer zeker, uit andere gronden nog dan de door
schr. aangevoerde. En als het examen ernstiger wordt gemaakt: als men inder-
82 |