Full text |
In het Heilige Roomse Rijk gingen deze privilegies uit van de Keizer of
van de territoriale vorsten en waren geldig voor resp. het ganse Rijk
of een vorstendom (13). Als oudste privilegie geldt hier het zgn. Reichs-
regiment, toegekend in 1501 aan de humanist Celtes. De eerste uitdruk-
kelijke bepaling dat drukkers, in ruil voor het bekomen van privilegies,
een aantal plichtexemplaren moesten leveren dateert van 1544 en werd
uitgevaardigd door hertog Albrecht, die te Königsberg een bibliotheek
had opgericht. Op dergelijke plaatselijke regelingen volgde in 1569 de
maatregel van Maximiliaan II, die zijn rijkskanselier de bevoegdheid ver-
leende privilegies toe te kennen (14). In Saksen, waar het privilegie-
vraagstuk van bijzonder grote betekenis was door de aanwezigheid van
de Messe-stad Leipzig, waren dgl. rijksprivilegies echter alleen geldig,
wanneer er ook een bijzonder Saksisch privilegie bijkwam ; in vergelijking
met andere vorstendommen waren de eisen, aan dit Saksisch privilegie
gesteld, bijzonder zwaar: in 1612 eiste men 18 exemplaren, die in 1735
zelfs tot 20 waren aangegroeid (15). Wat de censuur betreft was het
Edikt van Worms, door Karel V in 1521 uitgevaardigd, de eerste maatregel,
uitgaande van de wereldlijke overheid; tussen 1487 en 1515 waren er
reeds vier pauselijke censuurbullen aan voorafgegaan. Een ander kerkelijk
censuurinitiatief bestond in de publikatie, vanaf 1559, van de zgn. "Indices
librorum prohibitorum" (16). In het reeds vermelde Saksen kwam ook de
eerste belangrijke Duitse wet op de bescherming van het auteursrecht tot
stand ; dit gebeurde echter vrij laat, nl. in 1773. Wetten op auteursrecht,
waaraan plichtlevering verbonden was, treffen we aan van 1838 af (17).
Engeland, waar de drukkunst eerst in 1477 tot stand kwam, neemt een
afzonderlijke plaats in wat de censuur én privilegies betreft. Veel later
dan op het Vasteland kwam een censuurregeling tot stand ; pas in 1559
werd wettelijk vastgelegd dat allen leden van de "Stationers’ Company”,
m.a.w. van de drukkersgilde, mochten drukken en dat elk druksel moest
geregistreerd worden bij deze drukkersgilde, die tevens als censor optrad
en een exemplaar als vergoeding eiste. In 1662 werd de "Press Licensing
Act” goedgekeurd ; drie exemplaren werden geëist, resp. voor de Royal
Library en de Universiteiten te Oxford en te Cambridge. Daar nu de
Royal Library onder het direkte toezicht van de Engelse koning stond en
de Universiteiten te Oxford en te Cambridge onder dit van de Kerk, was
censuur door deze wet zeer goed uitvoerbaar ; dit nam niet weg dat
reeds door James II de censuur werd afgeschaft (18). Vanaf 1710 werden
de privilegies, toegekend sinds 1518, overbodig ; vanwege schrijver of
uitgever werd geen formaliteit of tegenprestatie gevraagd tenzij dat bij
het inspannen van een proces voor nadruk kon vastgesteld worden dat
een aantal exemplaren in handen van de Staat was gegeven (19). Regel-
Bibliotheekgids — Jg. 49 — Nr. 3 — 1973 / 117 |