Full text |
matige kontrole op het wettelijk depot werd pas sinds 1757 uitgeoefend,
toen de Royal Library en het Britisch Museum samensmolten (20).
In de Nederlanden was het Edikt van Worms uitgevaardigd in 1521, de
eerste vorm van wereldlijke censuur. Nog onder Karel V werden er onder
de vorm van plakkaten nieuwe maatregelen getroffen, waardoor o.a. een
exemplaar van al wat gedrukt werd naar de Geheime Raad moest gezonden
worden. Deze maatregel vastgelegd in het plakkaat van juni 1546, is het
eerste spoor van verplicht deponeren in de Nederlanden (21). Na 1572
volgt in Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden een uiteenlopende ontwik-
keling. In de Zuidelijke Nederlanden, waar de wetgeving van vóór 1572
van kracht bleef, werd van 1594 af geen privilegie meer verleend tenzij
de drukker een exemplaar aan de Koninklijke Bibliotheek, in 1559 door
Filips II opgericht, afstond. Het jaar 1594 mag dus beschouwd worden als
de begindatum van het wettelijk depot bij de Koninklijke Bibliotheek.
In 1729 werd het aantal exemplaren, bestemd voor de Koninklijke Biblio-
theek, opgevoerd tot twee, zonder dat evenwel het exemplaar, voor de
censuur bestemd, wegviel. Gans de periode van het Ancien Régime heeft
dit systeem van verplicht deponeren echter slechts zeer gebrekkig gefunc-
tionneerd. In tegenstelling tot de Zuidelijke Nederlanden bestond er in
de Verenigde Provinciën nooit enig verband tussen censuur en depot.
Wel heeft er een nauw verband bestaan tussen privilegie en depot; het
oudste bewijs van dit verband dateert van 1653, toen de Universiteit te
Leiden de Staten van Holland verzocht dat bij het verlenen van privilegies,
die in de Verenigde Provinciën niet verplicht waren een exemplaar aan
de Universiteitsbibliotheek zou afgestaan worden; in 1679 werd dit toe-
gestaan. Van 1803 af moesten er twee en van 1814 af drie exemplaren in
depot gegeven worden ; deze drie exemplaren gingen naar het Departement
van Binnenlandse Zaken. Gedurende de hereniging van Noordelijke en
Zuidelijke Nederlanden in het zgn. Verenigd Koninkrijk gold de wet van
januari 1817, waarin bepaald werd dat drie exemplaren moesten over-
gemaakt worden aan het gemeentebstuur van de plaats van uitgave, dat
dan de verzending naar het Departement van Binnenlandse Zaken op
zich zou nemen. Niet de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, maar wel deze
te Den Haag werd evenwel verrijkt met de in de Zuidelijke provincies in
depot gegeven werken. Ook na 1830 bleef deze wet in ons land van kracht,
en dit tot 1886 (22).
Ook in Frankrijk heeft het wettelijk depot een merkwaardige geschiedenis.
In dit land was de Ordonnantie van Montpellier, uitgevaardigd door Frans I
op 28 december 1537 het begin van de plichtlevering (23). Over het doel
van deze ordonnantie bestaan er twee uiteenlopende opinies : volgens
Lemaitre, Jonston en Partridge ging het om een louter bibliografisch depot,
terwijl Dougnac, Guilbaud en Flemming aanvoerden dat censuur de belang-
118 / Bibliotheekgids — Jg. 49 — Nr. 3 — 1973 |