Full text |
Tijdstroom, De. Maandschrift, je jaar. Brug-
ge, «Excelsior». - Abonnement, 40 fr.
Nummer 8, dat geïllustreerd, is met 5 pla-
ten uit Verschaeve’s Michel Angelo’s Profe-
ten, en een leuke proeve van ill. voor «De
Wassenaar», verzen van Aimé Demarest.
Het bevat verzen van R. Verbeeck, W.
Goderis, G. Bergs, H. Aerts. Een vertelling
•van Jan Vercammen, een studie van Dr.
Decroos over Jonge Oostenrijksche poëzie;
verder aanteekeningen en boekbesprekingen.
Nummer 9 bevat verzen van Jan Vercam-
men, Roger Lammens, Albe, J. Decroos ;
een verhaal van “Frans van Boogaerdt, het
vervolg van De Bruid van Jan Vercammen;
een novelle van Albe| een opstel van R.
Verbeeck over Katholieke poëzie; Kronieken
en aanteekeningen en boekbesprekingen. Als
illustraties enkele platen uit werken van
Verschaeve en een prettige karikatuur van
R. V. «Week-End» op de Redaksie van Jong
Dietschland en Hooger Leven».
Opbouw, De, 32 blz. Assen, Van Gorcum,
1931. Per halfjaar, fl. 2,90
Het democratisch tijdschrift heeft zijn 14e
jaargang ingezet, verschijnt om de veertien
dagen. Opbouw wenscht «uiting te geven aan
het streven van menschwaardige verhoudin-
gen in staat en maatschappij, o.m. door be-
vordering van volksontwikkeling en van so-
ciale rechtvaardigheid, van internationale sa-
werking, met bestrijding van oorlog en oor-
logstoerusting, van de ontwikkeling van Oos-
tersche volken. Daarbij stelt het zich niet op
de basis van eenige geloofsrichting. Onder
erkenning toch van de hooge waarde der
religie en van den grooten invloed ervan op
volksleven in het algemeen, ontkennen wij
(de redactie) dat het belijden van hetzelfde
geloof zou voeren tot gemeenschappelijk in-
zicht met betrekking tot de groote staatkun-
dige en maatschappelijke vraagstukken van
dezen tijd.
De redactie bestaat uit : G. Bolkenstein;
Prof. R. Casimir; Prof. I. B. Cohen; Prof. R.
Kranenburg; de leden van de Tweede Kamer
Mr A. M. Joekes, Mr H. P. Marchant en
Mr P. J. Oud 'en Herman Poort.
In het nummer van 1 Mei 1931 schrijft
Dr E. van Raalte over «De ommekeer in
Spanje» en over de Buitenlandsche politiek»;
Prof. J. Lindeboom over «Kerkopbouw»; Mr
Joekes over «De eerste Akte van de Ronde-
Tafel-Conferentie; Mr J. H. v. Zanten over
«Vorderingen van den machinalen landbouw»;
H. Poort over «Het nieuwe boek van Van
Moerkerken».
Innen-Dekoration, Verlagsanstalt Koch Alex.
Darmstadt.
De neiging om het werkelik waar-
dévoilé bezit te vervangen door min-^
derwaardige namaak,: en genoegen te ne-
men met uiterlijken schijn, bereikt zijn hoog-
tepunt waar het gaat om de huiselijke ge-
zelligheid. E. Stuart-Mahrlen wijdt hierover
uit in een geestdriftig artikel opgenomen in
het rijkgeïllustreerde Maartnummer van bet
welbekende kunsttijdschrift « Innen-Dekora-
ration». Men zet in een woonkamer, die in
werkelijkheid te weinig «bewoond» wordt,
in opzettelijke «toevalligheid» een. schaal of
enkele theekopjes hier of daar, legt een paar
boeken en kunstmappen neer, zet teddy-bee-
ren en poppen in een sofahoek. Het pijn-
lijke is echter nu dat een bezoeker, na lange
afwezigheid, op dezelfde plaats, dezelfde boe-
ken, mappen, theekopjes, in dezelfde «toe-
valligheid» weerziet... .Voortdurend wordt
toch in de eerste plaats door zulke schik-
king het doel bereikt: gezelligheid, huiselijk-
heid... voor te wenden. AI deze «Wohnlich-
këit-Atrappen» in' een bewoond huis, stellen
voor dat er zoo even iets «gebeurd» is. Men
heeft «zooéven thee gedronken», men «leest
tegenwoordig dit of dat boek», «houdt zich
met die of die kunstenaar bezig». Deze ge-
zelligheid bestaat alleen hieruit; de sporen
achter te laten van een handeling die........
nooit gebeurd is !
Hier is de grens tusschen «schikking» en
«huiselijkheid» te trekken.Want als de over-
blijfselen van een of ander gebeuren«huiselijk-
heid»beduidt, waarom zijn dan niet alle ka-
mers gezellig waarin ’n onordelijk genie in
hopelooze onhandigheid, al de overblijfselen
van zijn daden gedurende dagen of weken
op elkaar hoopte? Onordelijkheid en huise-
lijkheid zijn zeer goed van elkaar te onder-
scheiden. Gebruikte, onopgeruimde dingen
brengen wanorde. Alleen het werkelijk « in
gebruik zijn» rechtvaardigt de aanwezigheid
in een woonkamer. Als we van huiselijkheid
houden, dan houden we van het «leven» dat
er in een kamer zijn kan. De persoonlijkheid
van den mensch schept de atmosfeer van
huiselijkheid en gezelligheid. De dingen, moe-
ten «eigen» worden. Vandaar de koude on-
gezelligheid van de mooiste hotelkamer, en
het onbehaaglijke van ’n gemeubileerde wo-
ning. Dat echter «eigendom» alleen niet vol-
doende is, leeren we door pas ingerichte ka-
mers, die in het begin altijd koud en vreemd
zijn. In een kamer moet werkelijk «geleefd»
zijn, om haar bewoonbaar te maken I
ç
Het vroeger zoo eenvoudige ding «Wo-
ning» staat thans in een groot aantal ver-
schillende gestalten voor ons. Waarom ? Om-
dat de vroeger maatgevende levensvorm der
familie niet meer de alleen-heerschende is.
Er is nu de zelfstandige, arbeidende vrouw,
de alleen-levende jonggezellen, de kleine
' 128 |