Full text |
Prins, Àlie Smeding, C. J. Langenhoven, To-
tius, J. Celliers, L. Leipoldt, A. Keet, Kees
Meekel, J. Isr. de Haan, P. N. Van Eyck,
J. C. Bloem, B. Verhoeven, Jo de Wit, M.
Nyhoff, A, Roland-Holst, Wemmens Buning,
Wîes Moens, M. Beversluis, Theo Thyssen,
Willem de Mérode, H. Harsman, Mamix Gij-
sen, Anthonie Donker, A. Coolen, A. van
Duinkerken.
Pos, Mary : Daden, 17 4''hlz. - Amsterdam,
U. M. Holland, 1931. ft. 2,15; geb. 2,90.
Een christelijk meisje dat voor eigen on-
derhoud moet zorgen voelt haar hart te
warm kloppen voor haar patroon. De pa-
troon is ongelukkig getrouwd en wil met
haar een nieuw leven beginnen. Maar haar
geloof wint het op de ongeoorloofde harts-
tocht, de man vertrekt naar Indië en het
meisje zal dapper haar eenzaam leven, lijden.
Knap geschreven werk van een debutan-
te, 'een typisch werk van jong-protestant-'
sche literatuur in Nederland.
Roels, Leo: Aanvankelijk onderwijs in mo-
derne talen. Brochurenreeks der V. O. V. -
Antwerpen, «De Sikkel». fr. 6,
Dit werkje bepaalt zeer duidelijk hoe het
onderwijs in de moderne talen moet gege-
ven worden met de meeste kans van succes
en met de grootste belangstelling van wege
de leerlingen. Uitstekend geschikt voor allen
die in dag- of avondleergangen het Fransch,
het Düitsch of het Engelsch moeten onder-
wijzen.
Rondom Roelants, Walschap, Zielens. Korte
bijdragen tot beter kennis dezer schrijvers.
32 blz. - Mechélen, «Het Kompas», 1931.
Ter bevordering van heter kennis onzer
jonge romanschrijvers wordt dit boekje,, met
premie-bon, door medewerking van den
boekhandel, op 10.000 ex. over het Vlaam-
schè land verspreid. Het is een Uitmuntend
idee, en het boekje is zeer aantrekkelijk uit-
gevoerd. AVie het aandachtig gelezen heeft
zal het geld in zijn beurs voelen opspringen
om maar gauw een van de drie, wat zeg ik,
alle drie de romans te koopen.
Roth, J. : Job. 262 blz. - Utrecht, W. de
Haan, 1931. fl. 2,50; geb. fl. 3,90
De roman van een simpel man vindt zijn
weg in West-Europa. Mahrholz rekent Roth
onder de schrijvers van het naoorlogsche le-
ven. Hij debuteerde met «Die Flucht^ ohne
Ende» (1927), schreef «Zipper und sein Va-
ter» (1928), «Rechts und Links» (1930).
Een arme jood, een diep-geloovig man uit
het Oosten, zijn trouwe gezellin en zijn zeer
van hem vervreemde kinderen. Het harde
leven plaagt en treft hem als een nieuwe Job.
Een zoon gaat naar het leger, valt hem al,
een tweede trekt naar Amerika, een derde
zoon blijkt een achterlijk, armzalig wezen,
zijn dochter houdt van vreemde mannen.
Zijn Amerikaansche zoon lokt hem naar de
geweldige stad over den oceaan. De OQrlog
ontneemt hem de Russische soldaat en de
Amerikaansche jongen die ook vechten ging.
De vrouw sterft en het meisje ging haar
eigen weg. Nu blijft Job alleen onder de
vreemden, verloren in de wijde wereld. Maar
.het wonder gebeurt. Zijn derde zoon die in
het oude land achterbleef is genezen en een
groot musicus géworden. Hij vindt zijn vader
weer en Jub sterft nadat het geluk hem
overviel, oud en van dagen zat. Een heer-
lijk verhaal van. vertrouwen en sterkende
troost. '
Schnack, Friedrich : Het wondere leven der
Vlinders. Geautoriseerde vertaling van
Rinke Tolman, 1 88 blz. met 1 1 1 ill. naar
foto’s van Dr. Paul Denso - Den Haag,
H. P. Leopold, 1931. mg. 2,75; geb. 4,50
Een lust voor het oog, een genot voor de
zinnen. Dat is dit brok wetenschappelijke ly-
riek, met overheerlijke illustraties. De auteur
zelf verklaart : «De liefde heeft dit boek ge-
schreven en met afbeeldingen^ versierd. Ik
ken de vlinders, zooals een minnaar' het voor-
werp zijner liefde kent en bewondert. Met
open oogen en een argeloos hart, zonder
arglist ben ik door de. maanden en de land-
schappen getogen en de dag- en nachtvlin-
ders hebben hun bonte vleugelbogen boven
mij gespannen. In hun tooverland heb ik
vele wonderen beleefd, want de vlinders zijn
tooverachtige schepselen, feeën van het die-
renrijk. Dikwijls wil het mij toèschijnen, dat
de vlinders de gevleugelde invallen zijn van
een kleurengod. Hij denkt in kleuren en
zijn gedachten worden vlinders. Een legende
vertelt, dat vlinders Zondagsschepselen zijn.
Toen God op den zevenden dag in heel zijn
meesterschap van den groven arbeid uitrust-
te, vormde hij, tot zijn genoegen en ontspan-
ning, de vlinders: Hijj nam daarvoor morgen-
licht, middagvuur, avondglans en den luister
van den nacht. De gele vlinders en al de
schakeeringen daarvan schiep hij des och-
tends, de blauwe des middags, de roode des
avonds en de donkere met hun manen en
sterrenlijnen des nachts. En terwijl hij de
ruimte der aarde mét bloemen bestrooide en
beschilderde .plaatste hij in het luchtruim
de bonte vlinders. Bloemen beneden en bloe-
men boven. En de bloemen der lucht lieten
' zich op de bloemen der aarde neder, zoodat
zij elkanders pracht weerspiegelden: de bloem
keek den vlinder aan en de vlinder de bloem.
Een eeuwige vriendschap werd gesloten.»
Een boek dat elk natuurvriend moet be-
zitten.
9
125 |