Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>ADELA, alleen. Ben ik genoeg vernederd, o God! Doet men mij genoeg mijne armoede gevoelen! (Zij laat zich op eenen stoel nedervallen.) Mejuffer Mina !... Men moet immers kunnen hooren welke afstand tusschen ons bestaat; het woord NICHT ware al te vertrouwelijk, en zou kunnen doen veronderstellen dat ik haars gelijke ben ; terwijl ik mij slechts als eene ondergeschikte, als eene dienstmeid, mag voordoen !... (Haar hoofd met beide handen bedekkende.) Ik ben wel ongelukkig! 0! vader, gij zoudt de dochter uvvs broeders aldus niet behandeld hebben; uwe armen en uwe deur zoudt gij baar geopend hebben, om haar als uw eigen kind te beschouwen, en zij... 0! Zij hebben geen hart, zij kennen geen medelijden ! Zij halen mij aan, niet omdat ik thans eene arme wees ben, maar enkel om hunnen welstand, om hunne pracht beter te doen uitschijnen. Mejuffer Mina heeft nu eene gezelschapsjuffer, die zij gebieden en doen gehoorzamen kan. Zij zal haar een maandgeld betalen, hare afgedragen kleederen schenken, en de bediende zal zich wel gelukkig mogen achten over zooveel goedheid! Met welke zelfvoldoening somt zij mij al de aankoopen op, die zij reeds gedaan heeft; zij schijnt gestoord te zijn, wanneer ik treurig wordt, en lang zal het niet meer duren of zij zal mij gebieden niet meer te weenen, en mijne smart te vergeten! 0! Heer! roep mij toch spoedig, o! wel spoedig, aan de zijde mijner ouders!</p>
<p>Achtste Tooneel.</p>
<p>DE VORIGE, TIST.</p>
<p>Tin, verstoord binnentredende. Dat kan, dat mag zoo niet blijven duren !... Die feeks, die belsche feeks!</p>
<p>ADELA. Gij schijnt ontevreden, mijn vriend.</p>
<p>TIST. Ha! mejuffer, verschoon mij... ik had u niet gezien.</p>
<p>ADELA. Waarom zijt gij verstoord?</p>
<p>TIST. ik zal het u maar zeggen, mejuffer. Sedert de</p>
<p>Zevende Tooneel.</p>
</text>
|