Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>dat is tien jaar geleden, en nog geen°, enkele week heb ik over gebracht, zonder aan het openhartige, engelachtige wezen van het zeemanskind te denken. JAN. Ha! hal Vriend Neon, dat is wat lang iemand in bet geheugen houden. DECORT. 0! 't is dat zij zoo goed en schoon was! 't Is dat haar blik zoo diep in mijn kinderhart was gedrongen, dat ik een gedeelte van mij zelven verloren dacht, toen ik haar niet meer vond. JAN. Gelukkig dat mijne dochter u niet hoort. DECORT. Zij zou ongelijk hebben mij zulke zoete herinnering euvel aan te rekenen, mijnheer Kregels. JAN. Ge zegt dat, mijnheer DeCOrt. Mina zou niet willen dat het hart van haren toekomende in twee verdeeld</p>
<p>ware! DECORT. Toekomende is immers het woord niet, vriend Kregels. ik heb u de toelating gevraagd uwe dochter wat nader te leeren kennen... JAN. Dat verstaan wij, vriend, dat verstaan wij 1 Het is toch niet om van haar te leeren kousen breien, dat gij haar nader kennen wilt. DEEORT. Bevalt ze mij, dan zal ik zoo stout zijn u hare hand te vragen; doch tot dan toe, acht ik mij niet verbonden. JAN. Ta! ta! In! Wilt gij wedden dat wij binnen drie maanden de bruiloft vieren? DECORT. Ik wensch niets heters, mijnheer. JAN. En dan zult gij eens zien hoe de beenen van Jan Kregels, nog flink kunnen meé doen; ik wil dien dag op uwe gezondheid dansen, tot dat de zolen van mijne schoenen vallen !... Ha! ik wil dat er muziek besproken worde, veel muziek, zooveel als op het bal van het fransch theater! DECORT, glimlachende. Om u te voldoen zullen wij daarvoor zorgen. (Zijn uurwerk beziende.) Het is meer dan tijd dat ik naar de beurs ga. JAN. Wilt gij niet eerst Mina goeden dag zeggen?</p>
</text>
|