Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>laten ontsnappen ! Later, ja later, zullen wij zien • thans zijn wij op den goeden weg; ik heb mijnen winkel gesloten en, met de fortuin mijns broeders, gevoegd bij mijne spaaroortjes, ben ik op eens groothandelaar geworden. Grooth2ndelaar ! Dat is te zeggen dat ik de fortuin hij de beenen heb, en de toekomst mijner Mina verzeker.</p>
<p>Tweede Tooneel.</p>
<p>DE VORIGE, DECORT.</p>
<p>DECORT. Welnu. mijnheer Kregels, gaat gij mede naar de beurs?</p>
<p>JAN. Ha ! mijnheer Deeort. Heden zal ik u moeten laten alleen gaan, vriend. Men zet mijn huis het onderste boven! ,</p>
<p>MIJ V I,á . DECORT. Inderdaad, ik heb daareven een bijzonder geloop en gewemel aan de deur bemerkt, wat is hier gaande?</p>
<p>JAN. We krijgen eene nieuwe inwoonster. DECORT. Gij gaat toch niet uitverhuren, mijnheer KIT-</p>
<p>gels? JAN. Daaraan heb ik nooit gedacht. Doch ik had een' broeder; die is, nu vijf maanden geleden, op reis gegaan ergens naar Amerika, en twee maanden nadien, vernamen wij door de nieuwsbladen de volgende treurige tijding: Het schip de Neptunus, is met man en muis vergaan. » DECORT. Dat was een akelig nieuws, vriend. Uw broeder was dus zeevaarder? JAN. Hij was kapitein van genoemd koopvaardijschip, mijnheer Decort, en had reeds een jaar aan het reizen vaarwel gezegd, toen op eens de lust naar het water hem weder aantastte, en kost wat kost, hij moest nogmaals weg; hij vertrok inderdaad, en gelijk gij hoort, zijne laatste reis is hem noodlottig geweest.</p>
<p>DECORT. 't Is jammer dat hij die ondernomen heeft. JAN. Dat zegt iedereen, die zijn rampzalig einde verneemt; doch wat wil men daaraan doen, het schijnt dat</p>
</text>
|