Full text |
twee deelen in de portefeuille is, en meneer is met het eerste deel
begonnen, dan begint mevrouw maar vast met het tweede deel, omdat
ze de portefeuille maar een week mogen houden en ze anders niet klaar
komt. Ja, dat lezen uit leesportefeuilles en uit bibliotheken; dat leenen
van boeken onder elkaar, — het heeft zeker veel vóór, maar het
heeft nog oneindig veel meer tégen. Het is natuurlijk heerlijk, dat die
inrichtingen, waar iedereen boeken kan krijgen, bestaan ; maar niemand
zal ontkennen, dat het lezen op korten termijn veel afraffelen, veel
slordig lezen in de hand werkt. Een boek dat we zelf bezitten, waar we
in aanstrepen, wat we mool vinden, waar we telkens toe terugkeeren,
wordt heel iets anders voor ons, dan een neutraal, grijs bandje uit een
bibliotheek, dat eens even komt logeeren, en dat er na weer voor goed
verdwijnt. Natuurlijk, we kunnen niet àlle boeken koopen, maar over-
drijven we niet te veel in de andere richting door géén boeken te koopen;
door het eerst van alles op de boekenrekening te bezuinigen. En toch
hebben we op die aardige platen, die door de vereeniging van boek-
handelaren in Holland zijn verspreid en die misschien ook wel tot u
zijn doorgedrongen in beeld gebracht gezien, dat, vergeleken met onze
andere, onmiddellijke levensbehoeften, het boek betrekkelijk maar heel
weinig in prijs gestegen is. Het is geen vergissing, zooals u misschien
denkt, dat ik hier spreek van het boek en andere onmiddellijke levens-
behoeften. Ik ben er van overtuigd, dat men met minder schade voor
zijn geestelijken stand kan bezuinigen op zijn sigaren, op haar taartjes,
op nieuwe gordijnen of een nieuw karpet, dan op het voedsel van
onze ziel, onze boeken... Maar het is meestal niet eens, omdat ze zoo
buitengewoon zuinig moeten leven, dat vele menschen geen boeken
koopen. Het is eenvoudig, omdat ze niet de gewoonte hebben het te
doen. Ze zouden zich schamen tafelzilver of een mantel te leenen van
hun beste vrienden, maar het leenen van een koek gaat dikwijls over
vele schijven. Ik heb eens in een Engelsch tijdschrift een aardige
anecdote over die hebbelijkheid der meeste menschen gelezen, die ik
zal trachten u in mijn eigen woorden over te vertellen : Een meneer en
een mevrouw spreken samen aan den lunch over een nieuwen roman
van een zekeren Baker, waar ieder in hun kring vol van is, en die
ze allebei graag zouden willen lezen. Mijnheer heeft het boek al aan
een vriend van hem ter leen gevraagd, maar die had het al aan iemand
anders uitgeleend, en het daarna al aan 17 andere sollicitanten beloofd.
Mevrouw besluit dan dadelijk na de lanch haar auto te laten voor-
komen en naar een vriendin van een vriendin te zijden, die 't haar dan
misschien wèl leenen kan... De meneer, alleen achter gebleven, valt in
237 |