| Full text |
14)
15)
16)
_l
—_l
ll
o
SN
80)
81)
het scheen als hadde hun harte hun zijn lot voorzeid,
als voelden zij dat menige vriend doodwaarts reed :
zij weenden met rede, hun wee was wrang en wreed,
Den zevenden morgen kwamen te Worms de ridders aan,
de helden koen en dapper ; met gele goud belaân
was hun tuig en rusting, het blonk met hellen glans,
statig stapten de rossen van de makkers des moedigen mans,
Hunne schilden waren nieuw, licht en breed
en schoon waren de helmen, als ten hove reed
Siegfried de Koene, in koning Gunthers rijk ;
nooit zag men ridders aan rossen en rusting Z00 rijk.
De-spitsen der zwaarden daalden tot op de sporen neêr ;
de dappere ridders droegen elk een scherpe speer :
Siegfried droeg er eene wel twee spannen breed,
die met haar scherpe kanten diep en doodelijk sneed.
Goudgele toomen hielden zij in de hand,
de borstriemen waren van zijde. Zoo kwamen zij in het land;
het volk begon te gapen en ging hen te gemoet :
vele van Gunthers ridders brachten onk hun welkomgroet.
De onversaagde helden, ridder zoowel als knecht,
gingen tot de vreemde heeren, zij deden dit met recht,
zij ontvingen de gasten in hun konings land,
en namen hun dienstvaardig toomen en schilden uit de hand.
Zij wilden de paarden leiden, onder der stallen dak.
Hoe snel toen Siegfried, de koene, tot hen sprak :
« Laat met ruste de rossen mijner ridders staan,
« wij zijn allen van wille weldra weder op weg te gaan.
« Wie het weten moge, hij zegge’t en bediede mij,
« waar heden de Koning Gunther te vinden zij,
« Günther van Burgondië, de wijd vermaarde held. »
Dit werd hem van eenen, die het wist, met waarheid gemeld,
« Wils du den koning vinden, dit kan alras geschiên,
«in gene wijde zale daar heb ik hem gezien,
« hem en zijne helden ; wils du daar henen gaan,
« daar trefs du met Gunther nog vele edele ridders aan. »
Nu werd den koning de mare aangebracht,
dat er waren gekomen ridders met groote pracht,
die glansende pantsers droegen en heerlijk gewaad,
en die niemand herkende in der Burgonden staat.
Om hem weenden ook de helden, om hem weende 200 menige meid;
? |
