Full text |
Steeds, en nu nog, heb ik trouwens van reisbeschrijvingen gehouden; vaak meer
van een reisbeschrijving dan van een roman. Toen ik ’t athenaeum bezocht en bij
de stadsbibliotheek boeken mocht gaan halen — de bibliothekaris wist al gauw
van wat hout ik pijlen maakte! — kreeg ik êen voor een al de werken te lezen, die
op verre landen betrekking hadden. Nu niet meer over Thibet én Peru, doch
meestal over ’t zwarte continent, toen à la mode, want de bibliotheek was up to
date : de reisverhalen van Serpa Pinto, Livingstone, Stanley en andere Congo-
reizigers werden speciaal weggelegd voor mij — Karema, Tanganika, Zanzibar,
doch ook aan Bougainville en La Pérouse (hoe klinken die achttiende-eeuwsche
namen anders) .heb ik duurbare herinneringen. En intusschen las 'ik ook van de
jacht op wilde dieren; van de zonderlinge vogels die men op de wereld aantreffen
kan. En ik weet nog van een werk over „les pierres précieuses , met hun
wondere namen.
★ ★ ★
Een jeugdvriend, in jaren niet meer gezien, zei t mij eens :
„ — Hoe dikwijls hebt ge ons verteld, van wat ge gelezen hadt. Ge kondt het
goed, maar ge deedt er altijd wat uit uw eigen koker bij, want t en was geen
twee keers hetzelfde. “ •
’s Avonds was dat, aan de bareel van den overweg, waartegen wij leunden, in
afwachting dat een trein voorbij zou rijden met zijn twee gloeiende oogen, zijn
vlammen-spuwenden muil en zijn slangenlijf met donkere en geelachtig-klare
vlekken,voorbij zou slingeren temidden van vreemd rammelend geloei,om ginder,
de bocht voorbij, weêr te verdwijnen in het duistere van den valavond. Dan was
er weêr stilte, een tijd lang ; en zag men boven de hoofden, in den fluweelen
hemel, duizenden sterren twinkelen — terwijl een kinderstem vertelde van verre
tochten, van den baobab en de lianen in de wouden, van zeldzame wonderbare
vogels, van robijnen, emerauden en lapis lazuli, van den tueur des lions. En zei,
dat te Lima de schoonste vrouwen, die op de wereld waren, woonden......
* ★ ★
Zooals iederen schoolgaanden knaap is ook mij wel eens een prijsboek te beurt
gevallen. Doch drie prijsboeken herinner ik mij zóó scherp, dat ik soms geloof er
nooit andere te hebben gekregen : Het Wonderjaar, Oliver Twist en een bloem-
lezing uit de dichtwerken van wijlen Prudens van Duyse, door Emanuel Hiel. Ik
wensch niemand in zijn Vlaamsche eerzucht te kwetsen; doch moet erkennen dat
slechts zelden Vlaamsche verzen me hebben kunnen bekoren. Ik houd al méér van
proza dan' van poëzie. Van veel schrijvers moet ik niet veel hebben, maar aan
veel dichters heb ik het land. Een echt dichter is geen telegraafpaal; die ronkt als
de wind stil ligt en fluit wannéér een stevige bries opsteekt. De poeet, die in zijn
leven meer dan zes verzenbundels uitgeeft,: is geen zuivere dichter. In het besté
geval is hij een dichter die intusschen óók boeken met verzen in de wereld zendt.
Hij kon zijn tijd beter besteden en zijn brood op eerlijker wijze verdienen. Want
I |