Full text |
«Oud-Nederlandsche kaartmakers in betrekking
met Plantijn», uitgave van de Antwerpsche Bi-
bliofielen wellicht niet bekend is.
Depauw, Valère : Zuid-Vlaanderen roept ! 7 2
blz. Antwerpen, Nederl. Boekhandel, 1942.
■9 12,—
De populaire schrijver van «Tavi» bezingt
zijn landstreek, frisch en opgewekt.
Hiermee- krijgt de uitmuntende Seizoenen-
reeks weer een nieuw uitzicht.
Dobben, W. H. van : Wat vliegt daar ? Vol-
ledig zakboek der vogels van Midden-Euro-
pa. 3e druk, 74 blz. met 291 gekl. en 36 op-
gekl. afb. van W. Goerzen en R. Oeffinger.
Zutphen, Thieme, 1940. fl. 1.90, geb. 2,50
Goede waar behoeft geen krans; we zouden
kunnen volstaan met te verwijzen naar onze
vroegere recensie. Dat na korten tijd reeds een
3e druk noodzakelijk bleek, pleit voor zijn ge-
halte in een land waar de vogel-kenners en de
vogeldetermineerboeken legio zijn. Het opne-
men van de roepen is o.i. een goed ding. Wat
vliegt daar, is trouwens ook iets meer dan en-
kel determineerboek : het brengt immers, zeer
beknopte, maar betrouwbare gegevens omtrent
broed- en vindplaatsen (de indeeling is zelfs
volgens vindplaats), leefwijze, voedsel, trek,
enz. De plaatjes zijn, hoewel wat klein, vrij
duidelijk en brengen ook vliegbeelden en belang-
rijke details. Een boekje dat steeds nieuwe koo-
pers vinden zal.
Dockum, H, C. van (ps.?): Hoe Nine en Tut
hun vacantie doorbrachten. 17 6 blz. geïll.
door Jas. Rutting. Assen, Drij Torenlaan, ’4 1.
fl. 1,40
Het verhaal, de vacantie-belevenissen van
twee meisjes, speelt in Fiesland (in en om
Dockum en op ’t waddeneiland Schiermonnik-
oog) en zou heel verdienstelijk kunnen genoemd
worden ware het « beleerende » er niet vinger-
dik, in vraag en wederwoord, op gelegd (hfdst.
IX bvb.). Op elk vacantietochtje valt immers
wat te leeren, maar de groote kunst is juist dat
onmerkbaar door het verhaal heen te weven.
Zoo ver heeft de auteur hét niet gebracht en dat
is jammer, want talent heeft hij beslist. Nu krijgt
het boek op vele plaatsen het ergerlijke karakter
van een leerboek in verhalenden trant.
Flake, Otto : De tooverschalmei ; zes wondere
vertelsels. 1 5 4 blz. geïll. door Doris Duphon-
ny (uit het Duitsch door L. Uytendaele ;
Jeugdreeks 33). Leuven, Davidsfonds, 1941.
fr. 1 ili.,==
Zes sprookjes : Jan de lekkerbek, Het bam-
steen-eiland. Het sprookje van den ridder van
Schapenvacht tot Adelaarsklauw. De vijf schub-
ben. Het kaartenmeisje, ’t Manneke uit de maan
Loopt er ook al eens een bekend motief door-
heen, de behandeling is volkomen oorspronke-
lijk, de taal vlot en luchtig. Een geboren vertel-
ler is Flake en we zijn verheugd dat L. Uyten-
daele in een uitmuntende vertaling, zijn werk
binnen het bereik van het Vlaamsche jeugdige
(en volwassen 1) publiek heeft gebracht. De
(van het oorspr. werk overgenomen) illustratie
sluit wondergoed bij den tekst aan.
Francken, Fritz : Verzamelde gedichten; ingel.
door J. Muls, 1 96 blz. met portret. Antwer-
pen, Van Uffelen en Delagarde, 1941.
geb. fr. 30,—B
De titel van dezen bundel werkt eenigszins
verwarrend. Het geldt hier immers geen verza-
meling van al het poëtisch werk van den dichter,
maar meer bepaaldelijk van werk uit zijn latere,
na-oorlogsche periode. Van zijn « Festijnen uit
een bruidsgetij » ( 1 91 4 ), en zijn oorlogspoëzie
«Het heilige schrijn» (1918) en «De vijf glo-
rierijke wonden» (1919) werd niets opgeno-
men. Wel vinden we hier terug : « Batig saldo »
( 1 933), « Taptoe » ( 1 935), « Met klein zeil »
(1936), «Surplus» (1938 (een deel hiervan
apart gegroepeerd onder titel «Vertalingen») en
tenslotte een stel nieuwe verzen « Pro memo-
rie », waaronder indrukken van de jongste moer-
lemeie en het gevoelvolle « Afscheid » aan zijn
moeder.
Dr. J. Muls schreef een korte inleiding met
een karakteristiek van ’s dichters werk. Een
sprekend portret siert de uitgave, die uitstekend
is verzorgd.
Fringe, Roger: Storm. 159 blz. Brussel, Fr.
van Belle.
Een al te jong geluid ; onevenwichtig, on-
doordacht, De schrijver beheerscht zijn stof
niet. Deze « wordingsgeschiedenis » van een
jong mensch kan voor den auteur belangrijk ge-
weest zijn, zij is het niet geworden voor den
lezer. Fringe zal nog hard moeten werken en
zich van veel moeten ontmaken; hij is een ver-
keerde weg ingegaan.
Frowein, Ch. : Vier Eeuwen Kleeding in Ne-
derland. 103 blz. Utrecht, Het Spectrum,
1942. fr. 22,50
Een kleine, maar zeer vertrouwbare gids
voor de studie van de kleeding in de Neder-
landen. Keurig geïllustreerd, zeer leesbaar ge-
schreven, met de vrouw in het middelpunt der
steeds wisselende mode.
De schrijfster is van oordeel dat de kleeding
altijd min of meer een weerspiegeling is van
het cultuurideaal eener, bepaalde periode. Zoo
heeft zij dan ook betracht deze verschijnselen
met elkaar in verband te brengen. Terloops
werd ook het interieur geschetst. Tenslotte werd
ook een lijst angelegd van de namen der klee-
dingstukken in den loop der eeuwen gedragen.
Geudeker, C. H. : «Beet». 244 blz. Amster-
• dam, De Arbeiderspers.. fl. 2,90
De schoone tijd voor het rustige en geestver-
rijkende bedrijf : het visschen, is weer aange-
broken.
Hoevelen zullen nooit de genoegens van het
Stille zitten langs den waterkant leeren kennen, |