Full text |
in 881 door de Noormannen wordt verwoest.
De meeste gegevens omtrent de St. Rikiersabdij
vinden wij in het werk van den kroniekschrijver
Ariulf van Ponthieu. Hij vermeldt een in 775
geschreven leven van St. Rikiers (mogelijk in
’t Frankisch gesteld) ; in 800 een schenking
van 200 boeken door St. Angilbert, (welke
staat niet vast), alleen van de kostbare worden
enkele bizonderheden gegeven. De in 83 1 opge-
nomen inventaris vermeldt 256 deelen. Als we
den catalogus nader Ontleden zien we dat de
indeeling geen gtoepsindeeling is, zooals op het
eerste zicht lijkt, maar een plaatsaanduidende
en wel volgens het lokaal waar zij werden opge-
borgen. Van den H. Augustinus komen er 40
titels in voor, van Hieronymus 30. Ook een
Dietsch-Latijnsch leerboek is er bij, wat er wel
degelijk op wijst dat de landstaal aldaar nog
Dietsch was. Deze 256 codices vertegenwoor-
digen meer dan 500 libri, wat voor dien tijd
reeds een belangrijk fonds mag heeten .Omtrent
de aanwinsten van de boekerij tusschen 830-
880 bezitten we geen bronnen, wel enkele losse
gegevens. Vermoedelijk zijn ze niet heel belang-
rijk geweest, anders zou Ariulf, de boekenvriend,
ze stellig hebben vermeld.
Toen in 881 de abdij door de Noormannen
werd verwoest, werden vermoedelijk vele kost-
bare boeken op de vlucht meegenomen. (Enkele
werken, w.o. De gouden codex, die later elders
opduiken, schijnen er op te wijzen, dat niet alles
reddeloos verloren ging). Rond 950 wordt het
klooster hersteld. Omtrent de boekerij vernemen
we niets bepaalds ; waarschijnlijk kwamen van
de geredde en verspreidde schatten er wel terug
naar de Centula. Onder Angeram die zich
Germinus tot voorbeeld stelde, komt de biblio-
theek terug tot bloei. Weer is Ariulf hier onze
eenige bron : van hem vernemen we dat de
bibliotheek uitsluitend geestelijk werk bevatte.
In 1131 wordt de abdij platgebrand en wordt
met meer heropgebouwd ; van het lot harer
boeken is geen spoor meer te ontdekken. Pater
Dekkers besluit zijn boeiende en keurig voorge-
dragen lezing met enkele zakelijke gegevens
welke kunnen worden afgeleid uit de bronnen,
o.m. dat het bindwerk (uitzonderlijk voor die
tijden) buiten het klooster gebeurde.
De Voorzitter dankt pater Eligius voor zijn
interessante lezing, en na een dankwoord aan
de opgekomen leden (’n twintigtal getrouwen
zijn opgedaagd, wat met de verkeersmoeilijk-
heden alleszins bevredigend mag heeten), ver-
klaart hij dit « gerantsoeneerde congres » voor
gesloten. Het is precies 12 u. 50.
Met belangstelling zien wij uit naar de Han-
delingen van dit 7° Congres, die in extenso
zullen brengen, wat in dit verslag slechts vluch-
tig en onvolkomen kon worden aangeraakt.
V.V.d.B,
TOESTAND VAN HET OPENBAAR
BIBLIOTHEEKWEZEN IN BELGIE
Onderstaande cijfers zijn ontleend aan het
algemeen verslag van den Hoofdinspecteur, en
hebben betrekking op het jaar 1940-1941.
Bevolking van het land : 8.294.674.
Aantal erkende bibliotheken : 2.344.
Aantal gemeenten zonder erkende biblioth. : 3 4%
Boekenbezit : 6.268.569.
Aantal ontleeningen : 9.313.375.
Ingeschreven lezers : 620.674.
Hierbij mag evenwel niet vergeten worden,
dat in de cijfers de bedrijvigheid van de Open-
bare Bibliotheken van Antwerpen niet begrepen
is, daar deze instelling de erkenning door den
Staat niet heeft aangevraagd.
Er moet ook op gewezen worden, dat het %
van in gebreke gebleven gemeenten niet in zijn
absoluten zin moet beoordeeld worden. Een be-
ter beeld van den toestand ware gegeven, zoo
het verslag had nagegaan welk % van de be-
volking van het land zonder bibliotheek staat,
immers in de opgegeven 34 % vallen alle klei-
ne, haast onbeduidende gemeenten, die, bestond
er een bibliotheek, ze toch niet zouden kunnen
onderhouden.
DE DEENSCHE BIBLIOTHEKEN
EN DE SCHRIJVERS
Wij ontleenen aan het « Alg. Handelsblad »
van 16-4-42 :
In de laatste bijeenkomst van het Deensche
Folketing voor het Paaschreces, heeft Jörgen
Jörgensen, de minister van onderwijs, een rege-
ling afgekondigd, waardoor de Deensche schrij-
vers van de openbare bibliotheken en van den
staat een zekere vergoeding zullen krijgen voor
het feit, dat men in die bibliotheken hun boeken
ter lezing uitleent aan ieder, die dat wenscht.
En het spreekt wel vanzelf, dat de schrijvers
en de schrijfsters in dit kleine land met zijn vele
bibliotheken ingenomen zijn met de boodschap
van Jörgen Jölrgensen.
Er is al sinds vele jaren over zoo’n regeling
gedacht en gesproken en geschreven, er zijn
allerlei argumenten voor en tegen de rechtvaar-
digheid en de wenschelijkheid er van te berde
gebracht en feitelijk is men pas in ruimeren
schrijverskring aan de mogelijkheid er van gaan
gelooven, toen een jaar of wat geleden de pool-
reiziger-schrijver Peter Freuchen en zijn uitgever
Steen Hasselbach den bibliotheken een proces
aandeden en de Hooge Raad uitmaakte, dat
een schrijver volkomen in zijn recht is, wanneer
hij tegenover een bibliotheek aanspraak maakt
op geldelijke vergoeding in verband met het
uitleenen van zijn boeken. In feite beteekende
dit arrest, dat de schrijvers voortaan de macht
hadden om de uitleening van hedendaagsche
Deensche literatuur door de bibliotheken volko-
men stop te zetten, al dacht waarschijnlijk geen
35 |