Full text |
RE
het in orde brengen der stedelijke boekerij. Die
beslissing van het College stelde vast, dat de heeren
Burgemeesteren en Schepenen hadden « geraetsaem
» ende ghoetghevonden, ter eeren deser stadt, te
» doen maecken ende erigeren eene schoone librarye
» oft biblioteque. » En daarom, besloten zij, diende
er iemand te worden aangesteld, die met alle zorg en
neerstigheid de boeken der Stad zou verzamelen en
gadeslaan. Al de door Plantijn geschonken exempla-
ren, welke in handen waren van gewezen of nog
dienstdoende ambtenaren, moesten worden ingele-
verd en de boeken, welke Plantijn, volgens de met
hem gesloten overeenkomst, nog dagelijks leverde,
zouden behoorlijk worden gebonden. Tevens werd
« Meester Engelbrecht Masius, Pensionaris deser
stadt,» de taak opgedragen, in het stadhuis, eene
voor de Librairie geschikte « plaetse oft camer» te
zoeken en in te richten, om daar al de boeken der
Stad te vereenigen en te bewaren, de ongebonden
exemplaren loffelijk te doen binden en op beide zijden
van den band het stadswapen in goud te doen druk-
ken. De Tresoriers en de Rentmeester werden tevens
gelast al het noodige te leveren en te bekostigen voor
het inrichten der boekerij en de Regeering beloofde
haren Pensionaris, Meester Engelbrecht Maes, «ex-
traordinaris» te doen vergelden en beloonen voor de
moeite en den arbeid, welke hij in dezen zou ver-
richten. (A)
Dat het Magistraat besloot, «ter eeren deser
» stadt, te doen maecken ende erigeren eene schoone
_ (A) Deze letters, tusschen haakjes, verzenden naar de
BIJLAGEN, achter dit werk gevoegd. À
== Oe
» librarye oft biblioteque » doet veronderstellen, dat
die bibliotheek zou ten dienste staan van de studie-
lievende stedelingen. Dat al de boeken langs beide
zijden hunner omslagen met het gouden stadswapen
zouden worden gemerkt, beduidt, dat die boeken ook
zouden worden in bruikleen gegeven.
Echter zou dit schoone ontwerp nog zoo dadelijk
niet worden uitgevoerd. Engelbrecht Maes zou de
plaats of kamer, welke hij voor de bibliotheek moest
zoeken, zoo gemakkelijk niet vinden — Te dien tijde,
dat de meeste stadsdiensten bij elkander waren ge-
bracht, was het zoo goed als onmogelijk nog eene
beschikbare plaats aan te duiden in het stadhuis. In
het midden op al de verdiepen en ter volle lengte van
het gebouw, was bijna de helft der breedte ingeno-
men, door de groote opene plaats en de uitgestrekte
puien, waar toen, des nachts, de burgerwachten
legerden.
Terwijl Meester Engelbrecht vruchteloos poogde
aan een der diensten een vertrek te ontwringen was
hij dikwijls verplicht zijn ijveren voor de bibliotheek
te onderbreken voor stadsbelangen of staatszaken.
Bij zijn optreden als raadsman der stad voor
het vaststellen van de voorwaarden der overgaaf van
Antwerpen was hij den schranderen Hertog van
Parma in het oog gevallen. Deze Prins bleef in
onderhandeling met onzen bezonnen stadspensionaris
en verhief hem in April 15go tot de hooge waardig-
heid van « Auditeur-Generael van den armeye van de
» Coninclijcke Majesteyt in Nederlant. » Op plech-
tige wijze deed Meester Masius, den 20° dier maand,
in het «volle Collegie» afstand van zijn stadsambt,
? |