Full text |
— A —
gen. » Het « huisken », staande in het Papenhof, zou
worden doorgeslagen en behoorlijk gedekt, om daar
te stellen « de boecken die men tot noch toe bij den
» anderen vergadert heeft, soo van. wegen van de
» Heeren van den Capittele, als van de Stadt, met
» intentie ende hope, dat, soo wanneer de lieffheb-
» bers van de studie sullen hebben gesien dese
» beginselen, des te meer veroorsaeckt sullen word-
» den, om alsulcke nootelijck ende loffelijck werck
» te helpen voorderen, ende dat men alsoo allenskens
» sal commen tot eenighe bequaeme bibliothecque,
» sulcke als in dese soo vermaerde stad, als dese,
» is gerequireert. »
Het collegiaal besluit bepaalde ook, dat er altoos
iemand met de bijzondere zorg der bibliotheek gelast
zou wezen en daarom zou het Kapittel en de Stad
elk eenen toezichter of bibliothecaris aanstellen,
« ende den selven geven sulcke instructie als men
» tot meesten voordeele van de selve bibliothecque
» noodich ende oirboirlijck sal vinden. »
Opdat alle liefhebbers toegang tot de bibliotheek
zouden hebben, zonder nadeel der kerkmeesters of
van de bouwstoffen, welke men op het Papenhof
bewaart of gereed maakt voor de werken der kerk,
zoo zou, langs den kant der Melkmarkt, een nieuwe
opgang worden gemaakt en de toegang tot de biblio-
theek zou omheind worden door een schutsel of
muur.
Het einde van het gewichtig collegiaal besluit
luidde : « Ende in kennisse ende tot versekerheyt van
» alle tgene des voorschreven is, hebben de selve
» Heeren van den Capittele, mitsgaders de voor-
» schreve Heeren van de Weth dese bij hunne Gref-
— 15 —
» fiers doen onderteeckenen. Actum tAntwerpen op
den XX" Septembris 1608. » (E)
Die overeenkomst werd door den Stadsgriffier
Adriaan Dijck onderteekend en aan de geestelijkheid
overhandigd, doch het duurde tot vijf dagen later eer
haar afgevaardigde, de kanunnik-censor Maximiliaan
van Eynatten, er zijn handteeken onder schreef naast
dat van den Stadsgriffier, die het Magistraat ver-
tegenwoordigde. 1
In afwachting dat die schoone overeenkomst in
werking kwam, ging de geestelijke bibliothecaris,
kanunnik Aubertus Miraeus, aan het werk om eenen
inventaris op te stellen van de boeken, welke hij
verzamelde en als aandeel van het Kapittel in de
ontworpen groote bibliotheek zou bijbrengen. Het
getal daarvan beliep tot 356 en verscheidene catalo-
gussen. Het waren meest giften van de schrijvers,
van geestelijken, van magistraten, van onze pensio-
narissen, van geneesheeren en van drukkers. De
Latijnsche schrijver en kunstvriend van Miraeus,
Franciscus Sweertius, had het meest bijgedragen tot
het aanbrengen van boeken voor de gestichte geeste-
lijke bibliotheek. Een catalogus, welke de Censor
Laurentius Beyerlinck, den 23° December 1608, goed-
keurde, verscheen ervan in een in-4° boekje van 24
bladzijden met den titel :
r Dit bescheid, berustende in het archief der hoofdkerk
van Antwerpen, Capsa verum extraordinariarum N° roó, sluit aldus :
« Actum tAntwerpen op den vijffentwintichsten Septembris
» 1608.
« Maximilianus ab Eynatten «A. Dijck. »
» canonicus et actwarius capituli Beatae
» Mariae Antverpiensis. »
? |