Full text |
van zegge 100.000 titelbeschrijvingen is een vrije dure aangelegenheid,
vooral indien men wil rangschikken met een hoge bibliografische standaard.
Elke cumulatie kan tot 20 uren in beslag nemen zelfs met een snelle en
grote computer (zegge een IBM 370/145) ; aan commerciële tarieven gere-
kend kan dit per keer oplopen tot 500.000 BF naargelang het aantal catalo-
gi dat men wenst te cumuleren (auteur, titel, onderwerp, enz.).
De meeste catalogi die in stapelverwerking worden gereproduceerd
worden daarom slechts één- of tweemaal per jaar gecumuleerd en wel in de
z.g. methode van de “dubbele sneeuwbal” (de hoofdcatalogus wordt b.v.
eens om het jaar gecumuleerd ; de aanwinsten van het lopende jaar b.v. eens
om de maand). Slechts zeer kleine of zeer rijke biliotheken zullen aan dit
dilemma kunnen ontsnappen.
Een ander probleem wordt gesteld door de methode van klasseren.
Minieme verschillen in auteursnamen, of titels, veroorzaakt door b.v. de
aanwezigheid (of niet) van een koppelteken, van een hoofdletter, van een
kleine toevoeging, zullen in een manuele context spontaan mentaal worden
gecorrigeerd en aldus juist geclasseerd. Bij on-line catalogisering zal
wellicht de constante beschikbaarheid van een keurwoordenbestand
(authority-file) de meeste varianten kunnen voorkomen. Bij stapelver-
werking ontstaan echter verkeerde klassementen, veroorzaakt door lichtjes
verschillende hoofdwoorden, en deze zal men a posteriori dienen op te
sporen en te corrigeren. Daarom lijkt het noodzakelijk dat passende
technieken en procedures worden aangewend om de homogeniteit van de
catalogus te verzekeren.
Een laatste overweging heeft betrekking op de catalogusregels zelf. In
een computercontext veroorzaakt ieder letterteken van een titelbeschrijving
kosten, telkens het gecumuleerd wordt ; in een on-line context veroorzaakt
het aanhoudend kosten, ongeacht of het gebruikt wordt of niet. Een gewone
catalogussteekkaart, onverschillig of zij met de hand werd opgesteld of door
de computer geleverd, kan ongeveer 800 lettertekens bevatten. Buiten de
initiële aanmaakkosten van het opstellen en inlassen van de kaart, zal het in
een manuele context geen belang hebben of de kaart 200, of 400 of 800 let-
tertekens bevat. In een automatische context is dit helemaal anders. Men
kan stellen dat een catalogus waarin een titelbeschrijving een gemiddelde
lengte van 600 lettertekens hebben aanzienlijk meer zal kosten dan een
catalogus met titelbeschrijvingen met een gemiddelde lengte van 300
karakters. In stapelverwerking zullen deze hogere kosten bij iedere pe-
riodieke cumulatie terugkomen en bij on-Iine-systemen zullen deze kosten
aanhoudend verdubbeld worden. Vanuit economisch standpunt is het
daarom van groot belang de lengte van iedere bibliografische beschrijving
zoveel mogelijk te beperken. Ik wil het in dit verband niet hebben over
minimale of gemiddelde of “volle” catalogiseermethodes (wat dit ook moge
betekenen). Iedere bibliotheek of iedere groep van bibliotheken, meen ik,
128 / Bibliotheekgids — Jg. 53 — Nr. 2-3 — 1977 |