Full text |
2.2 Een fundamentele benadering
Met de lesdoelstellingen voor ogen is het duidelijk dat de te kiezen
werkvormen zoveel mogelijk een praktisch karakter moeten hebben. Het
uitgangspunt moet niet zijn de bibliografische bron als objekt, maar het
bibliografische probleem dat opgelost moet worden. Dit betekent dat het al
dan niet inkorten of uibreiden van de titellijst een zaak van veel minder
gewicht wordt. Ook bij het examen zal niet meer de nadruk vallen op het
memoriseren, maar meer op verkregen inzicht in wat met de bronnen kan
worden gedaan. De opdracht wordt de belangrijkste didaktische werkvorm.
Natuurlijk blijven ook hoorlessen nodig, waarin titels de revue
passeren. Als de studenten er voortdurend op gewezen worden dat kennis
van bibliografieën niet het doel is, maar het middel om vragen betreffende
literatuur te kunnen beantwoorden, dan zullen zij de door de docent ver-
strekte informatie over de bronnen als relevant en belangrijk ervaren.
Het blijkt dat deze heroriëntatie geen andere didaktische werkvormen
heeft opgeleverd dan de in de traditionele lessen gebruikelijke, nog steeds :
hoorlessen en opdrachten. Alleen een accentverschuiving naar een meer
praktische aanpak. Maar binnen een bepaalde werkvorm zijn vele nuances
aan te brengen. En in de praktijk blijken juist deze kleine nuances vaak het
succes van een lessenserie te bepalen. Welke zijn nu de mogelijkheden?
De hoorlessen
Het verbaal beschrijven van bibliografieën is ook voor de geinspireerde
docent moeilijk steeds interessant te houden. Als de student de docent af en
toe een boek omhoog ziet houden in de verte zegt hem dat niets. Ideaal is te
beschikken over evenveel exemplaren van elke bron als er studenten zijn.
Het door de docent genoemde kan dan direkt in de bron zelf worden
nageslagen en bevestigd. Hierdoor wordt ook het optisch geheugen van de
student ingeschakeld, wat hem het onthouden vergemakkelijkt. Deze
oplossing is, behoudens voor een enkele titel, financieel niet haalbaar.
Veel docenten zoeken het in het “laten doorgeven” van het besproken
boek, en gaan intussen in verband met de tijd alvast door met de volgende
titels. Het dilemma waar de studenten dan voor worden gesteld is : het boek
inkijken en dus geen diktaat kunnen bijhouden van wat er op dat moment
aan de orde is, of het boek niet inkijken en zo die volgens de docent belang-
rijke leerervaring missen.
Een goede oplossing is de volgende :
de docent maakt fotokopieën van titelbladen, overzichten van de
systematiek enz., en stelt daarvan met behulp van ringbanden een
soort bibliografische prentenboeken samen.1 Dank zij deze mappen
weet iedere student waar de docent het over heeft.
1. Zie bv. ook: Tehnzen, J. und W. Jacob. TITEX : Titelblatt-Inhaltsverzeichnis-Textsei-
te ; Bibliographien für technische Spezialbibliotheken. Hannover, Technische Informations-
Bibliotheekgids — Jg. 53—Nr. 1 — 1977 / 17 |