Full text |
en boekenliefhebbers geweest, getuige
een der oudste gedrukte catalogi van
de veiling van een particuliere biblio-
theek, die van Melchior Bouwer,
geveild te Amsterdam op 26 April 1627,
welke catalogus verrast door het groote
aantal boeken in velerlei vakken. De
liefhebbers uit dien tijd bezaten ook
reeds oude boeken, d. w. z. boeken uit
de 15e eeuw, handschriften en
incunabels.
Het humanisme eerst, de reformatie
daarna, hebben op de geleerdheid van
wat zij noemden de duistere middel-
eeuwen, maar vooral op die van de
15e eeuw, geweldig afgegeven en met
het afkeuren van de gedachten ging
gepaard het schelden op de dragers er
van, de boeken, bovenal op de gedrukte
boeken. Evenwel, de spot van Erasmus
en de banbliksems van Luther mogen
de 15e-eeuwsche boeken in discrediet
hebben gebracht, vernietigen konden
ze ze niet.
Er moge, in de 16e eeuw, door bekrom-
pen geesten en opgezweepte gemoede-
ren heel wat vernietigd zijn, er is
gelukkig ook veel bewaard. De 16e
eeuw is voorbijgegaan en de menschen
zijn weer tot kalmte en tot bezinning
gekomen. Toen het eenmaal zoo ver
was, hebben ze weer aan de oude boe-
ken gedacht. Een zeer praegnant voor-
beeld is wat geschied is in onze goede
stad Rotterdam, toen in 1604 B. en W.
van toen op de glorieuse gedachte
kwamen een stadsbibliotheek op te
richten met een budget van f 200. De
meeste van de bij die gelegenheid aan-
geschafte boeken zijn in de 15e en in de
eerste helft van de 16e eeuw gedrukt.
De belangstelling voor die oude boeken
steeg met den dag — dat kan men aan
de auctiecatalogi overduidelijk zien —
zoodat, ten langen leste, een Amster-
damsche boekhandelaar inzag welken
dienst hij zichzelven en zijn klanten
bewees, door wat wij nu zouden noe-
men. een bibliographie van die oude
boeken samen te stellen. In 1688 gaf
Cornelis van Beughen zijn Incunabula
Typographiae uit, letterlijk vertaald de
m
winselen, dus de oorsprong, het begin
der boekdrukkunst. Dit werk en deze
titel hebben aan den naam incunabel
het aanschijn gegeven. Het boek was
een evenement op dat terrein. Men is
dus den naam incunabel gaan geven
aan alle uitgaven uit den eersten tijd
der boekdrukkunst; in het begin der
19e eeuw was in West-Europa alge-
meen aangenomen, dat 1500 de grens
zou zijn en men is zich bij de studie van
de premières éditions, zooals de Fran-
sche bibliographen zeggen, binnen die
tijdgrens gaan opsluiten. Weer heeft
een Nederlander, de directeur der
Koninklijke Bibliotheek Campbell, met
zijn Annales de la typographie néerlan-
daise au XVe siècle in 1874 hier baan-
brekend werk verricht, maar hoe
schitterend dit was, er blijft aan die
grens iets willekeurigs. Het gevolg van
het trekken van die grens is geweest
geringe belangstelling voor de uitgaven
van het begin der 16e eeuw. Alleen
de Duitscher Panzer bracht zijn
Annales typographici (1793-1803) tot
1536 en zijn Deutsche Annale tot 1526,
maar dat is ook alles. Merkwaardiger-
wijze was het weer in Holland, dat de
belangstelling voor dat tot dusver ver-
waarloosde tijdvak begon op te leven,
dank zij bibliophileo als Serrière en
v. d. Haeghe en dank zij de in ’t Noor-
den zoo geperfectioneerde kerkgeschied-
vorsching en kerkgeschiedschrijving.
In de in 1878 begonnen Bibliotheca
belgica, van v. d, Haeghe en zijn mede-
werkers, in de Martyrologes protes-
tants is veel aandacht aan de uitgaven
uit de eerste jaren na 1500 besteed;
Kalff stond op de schouders dezer vor-
schers toen hij zijn Geschiedenis der
Nederlandsche letterkunde in de 16e
eeuw schreef. Moes begon in 1896
het schoone werk der beschrijving
van de uitgaven van de Amsterdam-
sche drukkers, welk later door Burger
is voortgezet ; de Bibliotheca reformatia
neerlandica beschrijft enkele boekjes uit
den bloeitijd der hervorming, maar dat
alles blijft stukwerk.
Dr. de Vreese had hier gelegenheid |