Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>roofzucht en lust naer moordery. Hy kroop in het slyk der nde en zocht de vreugde in de vuilnis. Hy dook daer dieper en, ,lieper in, en plonste in de yselykheid. Altoos peilde hy verder, altoos wilde hy dieper, en hy groef en hergroef in den afgrond, hy plaste voort, altyd voort, tot dat hy kwam waer niets meer is dan modder, welke tusschen klippen spoelt. Hier bleef hy liggen, want hy kon niet verder. En gelyk de pad zich vrolyk in het slyk der gracht ronddraeit, zoo ook wikkelde hy zich vol genot in de vuilnis zyner misdryven.</p>
<p>Maer hy begint schielyk te sidderen; zie eens met welke wanhoop hy zich de haren uitrukt. Is het misschien dat berouw zyn boezem doorvlyrnt en hem ten bloede ryt. Hy slaet zyne oogen smeekend ten hemel, en heft nu het hoofd fier op, alsof hy vryrnoedig door de toekomst der eeuwen wilde zien. Is hy dan weér mensch geworden daer hy weder hoopt? Heeft hy zyne vernedering gevoeld en stapt hy uit de schande? Wat heeft dan die verandering veroorzaekt?</p>
<p>Hy zelf fluistert liet u tegen.</p>
<p>Ik heb het geschenk myner geliefde Harmona wedergevonden! gilt hy, en waerlyk de prachtige tooverdoos glinstert in zyne nog bemorschte handen.</p>
<p>Middelerwyl feest men in het huis van Sulmath; de kapel is er met gouden laken behangen en de stemme van het orgel rolt in vlagen van harmonyen onder het hooge gewelf rond. De choorknapen zingen; hun wierook dauwt balsemend naer den hooge. A-tres is er vreugde, en in de kerk, en daer buiten, en in huis en op het veld. Men jubelt : de meisjes dansen in de weide, de kinderen huppelen over de laen, de knapen spelen in het bosch. Men zingt, men klinkt. De vogelen kwinkeleren onder den warmen zonneschyn en de boomen suizen hunne dankzegging aen Hem die hen schiep. Geheel de natuer en het menschdom is verheugd, en zelfs de schimmen uit het gebouw deelen in het algemeen vermaek. Men zon zeggen dat er niets dan weelde is. En waerom dan toch die blydschap? Is het misschien dat het eeuwig heil geboren wordt? Neen, neen! want ik zie Sidhan tot plegtigheden bereid;</p>
</text>
|