Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>toereikend om ons een allergelukkigst bestaan te verschaffen!</p>
<p>ADOLF. Gij zijt een brave jongen, en wij zullen later over uwe vraag beslissen. Arme Adela! Wat hebt gij uwen vader al dikwijls moeten beschuldigen, u zonder eenige hulp te hebben achtergelaten!</p>
<p>TiST, ler zijde. Zonder eenige hulp! lim! hm!</p>
<p>ADELA. Spreek zoo niet, vader; nooit is dergelijk gedacht hij mij ontstaan. Ik betreurde enkel uw verlies, dat nog vergroot werd door dat mijner tante.</p>
<p>ADOLF. Arme vrouw! Ook dat ongeluk is mij niet onbekend.</p>
<p>Twaalfde Tooneel.</p>
<p>DE VORIGEN, JAN, MINA.</p>
<p>JAN, tot Mina, bij het optreden. Ja, ja, meisje, gij hebt gelijk, volkomen gelijk, het is ongeoorloofd! (Tot Adela.) Nicht, gij hebt het bevel mijner dochter begrepen, niet waar? Gij kunt dadelijk mijn huis verlaten!</p>
<p>ADOLF, tot hem tredende. Vergeet gij niets, broèr Jan? MINA. Mijn oom!</p>
<p>JAN, achteruit deinzende. Neen !... neen !... Gij wilt mij schrik aanjagen !... Staak dit gekscheren !...</p>
<p>'ADOLF. Herkent ge mij dan niet meer?</p>
<p>JAN. Het is onmogelijk!... Mijn broeder is dood! ADOLF. Neen, rampzalige! Hij is niet dood; hij komt u rekenschap vragen over uwe daden!</p>
<p>JAN. Adolf!... mijn broeder!...</p>
<p>ADOLF. Geef aan mijne dochter de zestig duizend frank mede. die gij haar ontstolen hebt.</p>
<p>MINA. en ADEM, Zestig duizend frank!</p>
<p>TIST, terzijde. Ik heb het voorzegd, en het valt uit! JAN. Broér...</p>
<p>ADOLF. En vooral. verachtelijke schavuit, noem mij geen broeder meer ; ik wil uit uwen mond dien naam niet meer koren!</p>
</text>
|