Full text |
Thema - Max Wildiersfonds
Voor de geesteswetenschappelijke onderzoeker waren
echter niet alleen dit openen van nieuwe perspectieven en
deze documentaire waarde van belang. Do winst kon ook
'basaler' zijn, daar waar het erom ging materiaal dat voor
do historicus niet vanzelfsprekend was, te conserveren, en te
ordenen. Door het muziekarchief van het Instituut voor Psy-
choacustica en Electronische Muziek te digitaliseren, door
de iuchtfotografiscnc databank van de Gentse archeologen
te informatiseren en door een retrospectieve cn lopende
elektronische archivering van de radio-en telêvisienieuwsuit-
zendingen van de Vlaamse omroepen op te zetten, kreeg
dé onderzoeker auditief en visueel bronnenmateriaal ter
beschikking dat vroeger grotendeels ontoegankelijk - of
on bekena - voor hem was gebleven.
In al deze projecten — of zij nu cultuurhistorisch öf bijvoor-
beeld sociaalhistorisch van aard waren, of zij het recente
dan wel het verder gelegen verleden betroffen, of zij tekstu-
eel dan wel audiovisueel materiaal centraal stelden — werd
een indrukwekkende hoeveelheid werk gerealiseerd. De
cijfers zijn inderdaad duizelingwekkend: er werd 3 15
meter archief van het Nationaal Instituut voor de Statistiek '
naar het Algemeen Rijksarchief versleept, er werden 350
non.-fictiefilms gerestaureerd, er werd een -700 bladzijden: ',
tellend repertorium van Latijnse scholen in de Zuidelijke
Nederlanden samengesteld, er werden meer dan 6000
beschrijvingen in de online bibliografische databank van
de Short Title Catalogus Vlaanderen ingevoerd. Veelheid en
verscheidenheid kenmerkten: ten slotte ook de wijze waaróp
het werk werd gevaloriseerd. Een doctoraat (over de over
heidsstatistiek in het 19de-eeuwse België), een regestenlijst
(van de archieven van de Apostoiinnen van het Allerheiligste
Sacrament), studiedagen (over hef boekbedrijf in Neder-
land en Vlaanderen tijdens de Tweede Wereldoorlog), een
tentoonstelling (over de coöperatieve beweging on haar
idealen van samenwerking, welstand en verheffing): de mid-
delen van het Max Wildiersfonds werdén op vele manieren
aangewend'. Wat de actie het voorbije decennium bovenal
heeft geïllustreerd, is de enorme levendigheid van het gees-
teswetenschappelijke landschep.
Maar deze positieve balans heeft ook een negatieve zijde.
He' Max Wiiaiersïor.ds was gen programma dat botfom-up
functioneerde: de projectvoorstellen kwamen varï ‘onderuit,
van de 'basis' iH:de instellingen', die zonder restrictie het
initiatief konden nemen - en dat ook déden. Dati leidde
onvermijdelijk tot heterogeniteit en versnippering. Een aantal
projecten was -erg*- kleinschalig. Grotere projecten
■ dreigden hun focus soms kwijt te raken of uiteen te vallen in
deelprojecten,,, waarbij, zo vreesde ook de FWO-commissie
zelf, de synthese uftl net Oog zou kunnen worden verlóren.
Daar Kwarji bij dat sommige van de projecten leden onder-
een nogal sterk verloop van medewerkers, waardoor de
cftfii|||ëit in gevaar kwam.
Dat alles drukte het enthousiasme van de promotoren echter
Biet. "Zij richtten de blik op de toekomst. De groep die de
Short Title Cctalogus Vlaanderen, leidde, zei zich ook vérder
te wiien 'profiteren als een expertisecentrum voor het hand-
gedruktJpfSk in Vlaanderen'. De leden van de stuurgroep
van hef project 'Or.derzoekssteunpunt er. Databank Interme-
diaire Structuren in Vlaanderen', die in 2Ö0Ó de vzw ODIS
oprichtten, gingen nog een stap verder: zij aarzelden niet
de nieuwgeborene ie verwelkomen als een 'mensweten-
schappelijk laboratorium'. Dat waren niet de woorden van
twijfelaars, maar van mannen zelden vrouwen, - van de
"daad.
Erfgoed
De uitvoerders van de projecten waren vaak niet minder
begeesterd. Een.s de FWO-commissie het licht op groen had
gezet, trokken zij naar de kelders van de gebouwen van
het Nationaal Instituut voor de Statistiek, naar de zolders
van de volkshuizen of naar andere depots. Zij traceerden
archieven, inventariseerden en rëpertorieerden, iranscribeer-
aon en maakten scans en microfilms. Zij namen bewarings-
maatregelen, restaureerden, digitaliseerden en realiseerden
databanken, die bij voorkeur geautomatiseerd en relationeel
waren. Veel van dit werk - van de prospectietochten tot
het invoêren van de duizenden gegevens in de databan-
ken - was inspannend en arbeidsintensief, het vergde vaak
véél technische kennis en vereiste vaak lange en moeizame
discussies over keuzes die nu eenmaal moesten worden
gemaakt (bij selecties, bij het toekennen van trefwoorden
...). Het slorpte tijd, energie en mankracht op.
Het werk kan dejSitvoerders daarom gemakkelijk boven
het hoofd groeien, termeer daar het nog moest worden
gecombineerd met publiekswerking: om het project sue-
cesvoi te laten verlopen moesten websites worden ontwor-
pen en onderhouden, studiedagen en demonstrafiesessies
worden georganiseerd. Was het verwonderlijk dat sommige
promotoren in hun voortgangsverslag aan de commissie
móesten erkennen 'veel te hoog' te hebben gegrepen en.
al snel moesten inbinden? Maar gemakkelijk was ook dat
niét. Het werk in. de crchiefdepots, in de 'bandotheek of
aan de liederenbank' had immers êen eigen dynamiek.
Steeds weer kon bijkomend materiaal op het spoor worden
gekomen, dat vervolgens moest worden geïnventariseerd of
gerestaureerd. Steeds weer kon het werk worden verfijnd en
uitgebreid, konden nog meer gegevens worden verzameld
en ingevoerd. Ook binnen het Max Wildiersfonds woedde
!§i§ ■.docuimenta'iire passie.
Die documentaire passie werd veelal vertaald in termen van
'erfgoed',Rotwoord 'tussen hebben en zijn'2, waarin trots
op netheigen bezit en hef verlangen naar een specifieke
identiteit met elkaar worden verweven. De projecten van het
Max Wildiersfonds werden inderdaad in de eerste plaats
(geïdentificeerd'alsf erfgoedprojecton: de promotoren van
de Short Title Catalogus Vlaanderen zeiden het gedrukte erf-
goed van de 17ae eeuw in kaart ie willen brengen, ande-
ren streefden'naar hét behoud van wat werd beschouwd |