Full text |
Vranckx, A. W.: Gemeenschap en Klassen-
strijd, 172 blz. Brussel, De Standaard, 1933.
fr. 28,—-
Een deel uit de Economische-sociale biblio-
theek waarin het vraagstuk van Katholiek
standpunt wordt onderzocht en beoordeeld. Ern-
stig werk waarvan de bibliographie een gron-
dige voorstudie doet vermoeden.
Het proefschrift van M. Vranckx Werd be-
kroond in den prijskamp voor reisbeurzen in
1931.
Uit de inleiding :
« Voordrachten die ik over het onderwerp
hield, nu eens voor katholieke, dan weer voor
socialistische inteUectueelen, lokten steeds de
grappige opmerking uit, bij katholieken dat ik
geen socialist was, bij socialisten dat ik geen
katholiek was...
In een tijd van groote belangstelling voor
sociale vraagstukken kan dit boek in geen boe-
kerij gemist worden.
Veen, H. R. S. van der : Een hondertal exa-
menopgaven Engelsch-Nederlandsch, voor
gymnasia, H. B. S., kweekscholen en can-
didaten voor de acte Engelsch L. O., 151
blz. Groningen,'J. B. Wolters, 1932.
ing. fl. 1,25; geb. fl. 1,50
Van deze verzameling vertaaloefeningen is
een tweede druk verschenen. Ze verschilt van
de reeds bestaande bundels .omdat ze uitslui-
tend examenopgaven bevat, die zoodanig ge-
rangschikt zijn, dat er opklimming in moei-
lijkheid is. Door het groot aantal oefeningen,
die zeer verscheiden zijn naar de stof en een
schat van idioom bevatten, is het ook geschikt
als zelfstandig vertaalboek te worden gebruikt
Verbruggen, P. : Levenswijding, 58 blz. Ant-
werpen, De Sikkel, 1933. fr. 28,—
Een herdruk van de drie cahiers verzen van
dezen bescheiden en bezielden dichter. In een
prettig bundeltje heeft « De Sikkel » bijeenge-
bracht : Verzen, Voorhof en Gedichten. Elk
cahier werd hier met instemming aangekondigd.
Met niet minder aandrang vestigen wij de be-
langstelling op de nieuwe druk.
Vermeulen, E.: Aardige reut, 226 blz. Thielt,
J. Lannoo, 1933. i fr. 30,-^-
Het 23e deel van de volledige werken van
Warden Oom. Het werk van dezen populairen
schrijver moet niet aanbevolen worden. Een
menschenleven wordt ons hier beschreven van
een wildbras, een levenslustig kind dat aan de
Poort van het klooster zal aankloppen...
Zielens, L- : Moeder, waarom leven wij ? Am-
sterdam, N.V. Elsevier, 1933. fl. 3,50
Wanneer ik verwantschap van den jongen
Vlaming moet zoeken in de Europeesche lite-
ratuur, dan denk ik zonder eenige twijfel aafi
den Deen Martin Andersen Nexö. Ik weet niet
eens of Zielens het werk van Nexö kent, maar
Nexö is zijn ouderen broeder als proletarisch ver-
teller... Beide stammen uit de menigte, beide
zijn autodidacten, beiden worden groot door
hun menschenliefde, beide zijn socialisten
door hart en solidariteit. En als zijn oudere
broeder heeft Zielens ook de lijdende en die-
nende en steeds levenssterke vrouw met milde
vooringenomenheid uitgebeeld. Nexö’s Ditte en
Zielens’ Netje zijn zusters in het Aardsche
Vagevuur.
Had deze gelijkenis mij vroeger getroffen,
thans na lezing van zijn jongste werk, «Moe-
der, waarom leven wij ? », drong de verwant-
schap zich nog meer op.
Drie geslachten leven in dit werk, drie ge-
slachten die strijden tegen armoe, ondergedom-
peld in verwildering, verstoken van hooger
leven. Een donkere wereld waarin aan het ein-
de een dageraad begint te gloren...
En in die donkere wereld vlamt en smeult
de hartstocht, heeft kind en mensch zijn kleine
vreugd en zijn groote smart, vervalt man en
vrouw door ouderdom of wordt door den dood
schielijk opgeëischt. En uit het hart van de
menigte stijgt een jammerklacht, een stem uit
de diepte, een stem uit het vagevuur, «Moeder,
waarom leven wij ?».
De werkelijkheid van Zielens is als een
booze, beklemmende droom. Wie in zijn ban
geraakt, wordt meegesleurd. Wat zeggen wil,
dat het boek pijnigt maar voordurend boeit.
Hier ook weer hartstocht en deemoed, zwak-
heid en verdorvenheid, maar ook zonnige, god-
delijke schoonheid, die uit de ziel van arme
menschen straalt.
Argeloos schrijft hij wat de oude natura-
listen niet zonder aarzelen aandurfden, maar
dekt al de tafereelen met zijn schoone menscbe-
lijkheid, zijn medegevoel. Ik zou haast zeggen,
dat literaire bekommernissen van hem wegvie-
len om de menschelijke droefenis en schame-
lijkheid toch maar naakt en kuisch voor ons
te kunnen vertoonen. Het licht valt schaars
in zijn wereld. De menschen kennen haast
geen lach en geen verpozing. Humor is hem
totaal vreemd. Milieuschildering is hem bijzaak,
niets is bedacht en zorvuldig uitgewerkt,
maar het leven en de eeuwige voorstelling heeft
hij moeten uitschrijven, is uit den schrijver ge-
weld als een lang opgestapeld, ontroerend ver-
haal van een kind uit het volk.
verhaal wordt gebonden door de heerlij-
ke en meewarige figuur van Netje, de lijdende
en vertrapte vrouw. Het ouderlijk buis, haar
eigen leven en het leven van haar kind onder
andere kinderen uit de omgeving. Een troos-
telooze jeugd, arbeid in de fabriek, een
mislukt huwelijk, een kortstondig geluk met
den minnaar en dan het berustend leven van
38 |