Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Ik wist het zelve niet ; maar toch het is nog best, dat die deur gesloten is ; anders komt allerlei volk dikwijls langs daar binnen.</p>
<p>Waar niets ergs gebeurt, moet men het onverwachte binnentreden van bezoekers niet vreezen. 0, als gij het in dien zin nemen wilt, mij ook wel ! Gij kunt er over denken naar believen ! Alfred wordt bleek van woede, maar zwijgt. Hij is aan geene tegenspraak gewoon. Schenk mij een glas gin, gebiedt hij. Kaatje voldoet aan het gevraagde en Alfred drinkt het glas in édnen teug ledig. Nog eene wijl stapt hij koortsachtig het kleine vertrek op en neder, neemt zijnen hoed en vertrekt zonder verder een woord te spreken. -- Hij is weér wat beschonken, meent Kaatje. Wel mag. het hem bekomen ; maar mij nog aan hem storen, dat is voortaan uit. Dat doe ik nooit meer ! . Een tiental matrozen treden het a Sailors Home » binnen, Qn bestellen elk een glas rhum. Kaatje schenkt den drank en schertst en lacht met de vreemdelingen, zoo goed als haar dit in het Engelsch afgaat. Zij schijnt zoo onbekommerd en ongestoord, als bestond Alfred niet meer voor haar. Willem vertrekt met een a Goeden dag » en Kaatje dringt er op aan, dat hij niet te lang zal wegblijven.</p>
<p>Of die gelatenheid en kalmte het gevolg zijn van onverschilligheid, weten wij niet. Dat Alfred's liefdefondsen echter hard aan 't dalen zijn is stellig, want terwijl zij hem in den laatsten tijd met onverschilligheid begroet, neemt hare belangstelling voor Willem toe. Eene eerste liefde schiet zulke diepe wortelen ! Het wordt avond en nog is Alfred niet terug. Tien, elf, twaalf ure zijn reeds door de huisklok aangekondigd. Nog niemand ! Kaatje, het wachten moede, gaat te bed. Nauwelijks echter is zij hare kamer binnengetreden, of zij hoort duidelijk de voordeur openen. Dadelijk spoedt zij</p>
</text>
|