Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>nergens gebeurde dit met meer klem, dan in Verwey's opstel « De Gids nu hij vijftig jaar is (4) » ; daar ontgolden het, op de eerste plaats, « de kritici van het grootste hollandsche tijdschrift », die, blijkbaar « noch de moderne poëzie, noch de moderne romankunst » begrepen, en, derhalve, er maar liefst het bijltje moesten bij neerleggen... Tot die onbevoegden (denk aan de Juliastreek 1), behoorde ook de vlaamsche Max Rooses, die, in zijn Gids-schets ( '81) van « de zuidnederlandsche dichters van 1830 tot 1880 », de westvlaamsche school van Guido Gezelle, alle litteraire beteekenis ontzegde (5). De waanwijsheid van Rooses' kriticeerende konfraters prikkelde Verwey tot verweer; in de verdediging echter der miskende schrijvers werd Gezelle niet betrokken. Eenzijdigheid allicht te wijten aan het feit dat, naar Verwey's latere bekentenis, a de vlaamsche verwantschap op zichzelf » bij de hollandsche jongeren «in eenige minachting was ». Minachting trouwens in de hand gewerkt, door de gedichten van een Hilda Ram en een de Geyter, die ze « ter bespreking kregen ». « West-Vlaanderen kenden zij niet » (6), Gezelle's werken immers ontvingen ze niet ter recensie, dus... bestond Gezelle voor hen niet! En zoo schreef hun eigenwijsheid de litteraire geschiedenis van dat « grof volkje », alias de Vlamingen uit de periode '3O-'B5 (7).</p>
<p>Herhaaldelijk reeds had Pol de Mont, in hollandsche periodieken, de aandacht gevestigd op Gezelle, « een niet genoeg bekenden, voorzeker te weinig geschatten dichter van eersten rang » (8) ; uitspraak, die, voor de jongeren ginds, alleen maar grootspraak zijn kon, vermits Pol de Mont zelf « tot de middelmatigen » diende gerekend (9). Aprioristiek, eens te meer, die, omwille van den bewonderaar, het bewonderde afwees, zonder naar dit laatste, ook maar eventjes, om te kijken. Wat zouden aldus Scharpé in een verslag over 't kongres te Arnhem ('93), waar Pol de Mont, met de hem eigen, oprechte geestdrift, over Gezelle</p>
</text>
|