Full text |
opsommende datgene « waar tegen de inspectera: geen bezwaren kan doen gel-
den », leggen den vinger op de wonde. Zoo o.a. heeft de wetgever zich aan het
uitleencijfer alleen gehouden, en het lezertal buiten beschouwing gelaten. Dat -
is een fout. Zich houden aan een louter cijfer voor de fondssterkte was voor-
zichtig, maar zeer gevaarlijk, en wie de bibliotheken kent « van binnen » zal
beamen, dat hun inhoud niet waarborgt « un minimum suffisant de nourriture
intellectuelle» (p. 61). Is het wel verdedigbaar, zijn oordeel over een biblio-
theek te bepalen naar de houding van de lezers tegenover haar, en afgaande op
het uitleenregister ? (p. 61). Moet een bibliotheek met een maximum van geeste-
lijk voedsel, en een middelmatig uitleencijfer het afleggen m waardebepaling
tegen éen met een minimum voedsel en een uitleening tot in het miljoen?? En
wat te zeggen over het lezerscijfer (het juiste), dat vrijwel de activiteit ken-
schetst? . . - h \-ü; ■ '
Een kleine aanmerking houde de Schr. ons ten goede: op blz. 63 staat
namelijk... que l’inspecteur peut constater le nombre de volumes autrement
que-par le catalogue, notamment par le registre d’entrée^ Ik zeg maar : décidé-
ment la règle bibliothéconomique n’est pas la règle juridique ! Ook de wetgever
doet flaters, waar hij vQorstelt door middel van. een catalogus het aantal banden
te laten aflezen ! En ... in geval van betwisting; : il peut aussi les compter lui-
même sur les tablettes s’il n’v a pas de registre ! Taraboum. Vas-y, mon cher ! !
Inspectie en techniek kunnen wel eqns botsen. ... jp? ;,rî'
De kwestie van het aantal volumen, beter nög, van de dikte van de volu-
men, of een bibliotheek zou geapprecieerd worden naar het zwaar- of pluim-
gewicht is reeds dikwijls ter sprake gekomen. Wij voelen niet veel voor : een
uitgevers-uniteit = een bibliotheek-uniteit (bibliotheconomisch wel), omdat daarin
veelal reden gezocht wordt om met cijfers te schermen. Nochtans dient er onder-
scheid gemaakt te worden voor het genre. Een vlugschrift kan bibliotheek-
waardig zijn, maar als uniteit onbeduidend, terwijl- b. v. een tooneelstuk, of
een bundel gedichten in meerdere mate nog, én bibliotheekwaardig én een
uniteit zijn. Gedichten b.v. kosten zooveel en soms meer dan een roman : naar
de wetsbepalingen echter zijn ze minderwaardig. Hoeveel tooneelstukken (het
hangt ook weerom af van het formaat !) blijven onder 64 bladzijden? Leeszaal-
uniteiten zijn altijd geen uitleenuniteiten. Herziening dringt zich op. Dat werd
ook door Schr. niet voldoende in het licht gesteld, omdat men de gewoonte heeft
het boek te beoordeelen naar het uiterlijk, zooals het op de schap decoratief
figüur maakt. -.:: w,r
De commentaar door Schr. gemaakt bij het uitleencijfer bevredigt ons vol-
komen • \ notre avis, cette faculté de compter les volumes communiqués pen-
dant 10 ou 15 minutes, à la salle de lecture, avec les volumes prêtés à domicile,
n’est pas heureuse et devrait être abrogée. Elle fausse les statistiques,_ favorise
les fraudes et totalise deux espèces de prêts tout à fait différentes... (pag. 65,
1 o?). HHHHHMHHi
« Plezant » is het theoretisch bezwaar van Schr. tegen de uitsluitingen van
een lezer, die in gebreke blijft. Volgens Recht mag een in gebreke gebleven
lezer den toegang tot de boekerij niet ontzegd worden, omdat zij een openbare |