Full text |
werd er slechts matig voor opgèwarmd en zóodoende ontging het den meesten
op welke grondstellingen de wet nu feitelijk rustte.
Geen enkele wet slaagt er in de subtielste bedoelingen van den wetgever
te belichamen, zooals trouwens elke interpretatie maar een interpretatie is
(( faute de mieux ». Nochtans de strijdkreet « elke gemeente haar biblitoheek »
kwam ten zeerste tot zijn recht, en in die richting is ook door Senaat en Provin-
cie verder onafgebroken geijverd. Alhoewel Recht’s boek weinig cijfermateriaal
geeft, toch blijkt in voldoende mate (ook uit de commentaren, die de Schr. rond
de teksten hangt) dat het principe der « vrije bibliotheek » nog niet tot rijpheid
is gekomen; erger nog, er kan uit afgeleid worden, dat het voor wenschelijk
te houden is dat principe in het openbaar leven gesteld te zien als een nieuw
vraagstuk : Is de vrije bibliotheek een factor, die onze algemeene kuituur red-
ding brengen kan? Natuurlijk, dank zij het vrije initiatief (van alle gezind-
heden, in tegenstelling met wat geldt op onderwijsgebied) had België een kern
van bibliotheekbew7eging, hoe poverkens gebouwd ook. Maar thans dient de
vraag te worden geopperd : Is de vrije bibliotheek een alles primeerende nood-
zakelijkheid, een domineerende voorwaarde tot de geestelijke ontbolstering van
de bevolking?
Verdient het pygmeeën boekerijtje, « a fortiori » het partijbibliotheekje
(als concurrente ijverend) de aandacht, die de ^vetgever het geschonken heeft?
Met andere woorden : loonen de resultaten die bezorgdheid, of lag de aange-
wezen weg in zake bibliotheekbeweging in een ander veld van observatie? Daar-
mede in verband valt te onderzoeken of de stelregel, « elke gemeente haar
bibliotheek » -wel de financiëele -waarborgen inhoudt van een practische, doel-
treffende levensmogelijkheid. Het een houdt tred met het andere.
* * •*
Deze algemeene vragen, waarover later wel eens meer kan gezegd worden,
groeien als ’t ware uit de lektuur van Recht’s boek op, dat een raadpleegbaar
werk is, op administratief en rechtskundig terrein. We bedoelen hoegenaamd
niets kwaads, misschien wel iets ondeugends, als we verklaren, dat het heele
werk naar Moeder Justitia’s keuken ruikt, maar de bibliothecarissen die soms in
administratieve valstrikken geraken zullen graag Recht’s herhalingen en over-
zeggingen op den koop toe nemen, als ze weten, dat ze in hem een advokaten-
honorarium uitsparen. Recht beschouwd zijn stof als een rechtskundig gegeven,
zoo was ook zijn bedoeling, en hij houdt zich wat de algemeene kultuurwaarde
aangaat aan een paar goedkoope waarheden, die fraai klinken, vooral in ’t
Fransch, die ons echter wat zeepbel-achtig van substantie en formaat toeschijnen.
Het flikkertje, dat de Schr. zich permitteert rondom de cijfers in zijn voorrede
(pag. 6), zegt ons niet veel. Misschien heeft de beweging daar behoefte aan.
Den schrijver treft nochtans een verwijt. Is hij Vlaamsch-onkundig ? Zijn
literatuur-opgaven zijn zoo eenzijdig Fransch (zoowel op historisch als op tech-
nisch gebied) (1) dat het beter ware geweest elke aanduiding maar- achterwege
(1) Bén Vlaamsch werk wordt vermeld, dat van Van Meel, maar... er bestaat een Fran-
sche vertaling van.
S4 |