Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Van haat doordrongen vloog de kerkdienaar, met een stok gewapend, naar de vuurkolom om haar nog meer aan te wakkeren, toen op eens de jonge priester Paul, door verscheidene boeren gevolgd, op het tooneel verscheen, zonder dat de opstandelingen, door wraakzucht buiten zich zelven, hunne nadering hadden bespeurd.</p>
<p>Met buitengewone scherpzinnigheid begaafd, bespeurde Paul op eens waar het gevaar het dreigendste was, en zijne gezellen wenkende om hem te volgen, wierp hij zich op den kerkdienaar, rukte hem den stok uit de handen en begon het vuur uiteen te werpen, roepende :</p>
<p>– Vrienden, hier, werpt dit brandend strooi van die deur weg.</p>
<p>Zijne vrienden, rieken ,stokken, vorken, in één woord, alles grijpende wat hun onder de handen viel, voldeden, op gevaar af zich erg te verbranden, aan dit bevel, vooraleer de opstandelingen, door die onverwachte komst, door die koene daden verrast, het hun hadden kunnen beletten.</p>
<p>In weinige oogenblikken hadden de twintig mannen, die den jongen priester waren gevolgd, de vuurkolom omvergerukt, uiteengeworpen, zoodat van die zijde alle °ogenblikkelijk gevaar voor de bewoners van het huis verdwenen was.</p>
<p>De pastoor van het dorp had met razernij de tusschenkomst van Paul gezien; in den eersten oogenblik, onthutst als hij was, wist hij niet goed wat aanvangen, doch toen hij bemerkte hoe Paul zich gereed maakte, door het nog brandende strooi heen naar de deur te gaan, met het onbetwistbaar voornemen de veroordeelden te redden, dan kende zijne woede geene palen meer, hij vergat de voorzichtigheid die hij zich had voorgeschreven, om zich zoo weinig mogelijk in die zaak te laten zien, en sprong op eens vooruit, om Paul te beletten in het huis te dringen.</p>
<p>Wat gaat gij doen, riep de pastoor uit, Paul bij den arm grijpende,</p>
</text>
|