Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>den zege zijns vijands aan en zijn mannen aanwakkerende, riep hij : Voorwaarts, mannen, voorwaarts! En ook hij vloog naar het rijtuig. Paul, zijne vrienden en Grietje hadden het bereikt en sprongen er in; de boer greep de teugels en de zweep, bracht het paard er een goeden slag mede toe; het dier wilde vooruit, doch steigerde op eens en deinsde verschrikt achteruit; een man had het bij de muil gegrepen. Die schurk van een De Wilde is daar nu nog, mompelde de boer woedend. Achteruit, riep hij, zich tot den pastoor wendende, die zich werkelijk voor het paard geworpen had, achteruit of ik rijd u over het lijf. Doe het maar, gij zult niet vluchten, was het antwoord. Hier, mannen, hier! De mannen kwamen geloopen. Het gevaar was dreigend. De boer het gewaar wordende, keerde in eens de zweep om, sloeg er mede op de vuisten van pastoor De Wilde, trok het paard op zijde, zweepte het duchtig en snel als de wind vloog het rijtuig weg, terwijl de brutale priester in het zand tuimelde en zijne mannen slechts bij tijds kwamen om hem op te lichten. Het meisje was gered, maar vader Willem dood. Wat zon zij nu gansch alleen op de wereld doen? Ongelukkig kind! Moest uwe moeder daarom wenschen u in het leven te roepen? En uw vader? Helaas! Uw toestand en de tijden voorspellen niet veel goeds, niet veel geluk! In vollen draf rolde het rijtuig over den steenweg in de richting der stad. Langzaam stierf het geluid, doar dit rennen veroorzaakt, in de verte weg; op de plaats waar die vreeselijke strijd was geleverd geworden, werd het weldra stil als van te voren.</p>
<p>De brandende schuur was ingestort; een nog vlammende balk wierp een flauw licht van zich, groot genoeg om aan</p>
</text>
|