Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>bare plaatsen, in de groote straten en in de volkswijken hadden zich groepjes gevormd, waar er, hier hevig, daar rustig, over de gebeurtenissen van den dag werd gesproken. Het gerucht had zich verspreid dat een deel der bezetting de stad ging verlaten om, zoo zeiden de eenen, den opstand op het platte land uitgebroken, te dempen en volgens de anderen, om het leger te versterken dat te Brussel slag leverde tegen het volk en door den geduchten tegenstand die het ontmoette, reeds gedund en ter neé-r geslagen was. Eene zekere ontroering heerschte in al die groepen en op de aangezichten aller menschen kon men lezen dat allen gebukt gingen onder het gewicht der ernstige gebeurtenissen. In eene groote en burgerlijk getheubeleerde achterkamer van een huis, een winkel, der Hoogstraat te Gent, zaten twee vrouwen, de weduwe Henriette Van Acken en hare dochter Helena. De moeder kon omtrent vijftig jaren tellen en de dochter zeven en twintig.</p>
<p>Mevrouw Van Acken zag er ernstig en goed uit, hare dochter verstandig en vastberaden.</p>
<p>Treurnis lag op; beider aangezicht. De moeder scheen in diepe gedachten verzonken, doch van tijd tot tijd hief zij het hoofd op, sloeg een droeven blik op alles wat haar omgaf, op hare dochter, zuchtte dan diep en schudde langzaam het hoofd. Helena luisterde aandachtig naar de geruchten die van de straat kwamen en het spijt en ongeduld dat zij toonde, telkens hare verwachting werd teleurgesteld, bewezen klaar en duidelijk dat zij sterk iemand wenschte te zien. Sinds eenigen tijd had diepe stilte in de kamer geheerscht, toen zij door de moeder werd afgebroken. Maar Helena, sprak zij, zou dit noodlottig bericht dan toch waar zijn? Zijn geschrift kan immers niet loochenen, moeder. Daar lees, of neen, ik zal lezen.</p>
<p>'Keeren wij tot ons verhaal terug. Het was omtrent negen uren van den avond. Op de open-</p>
</text>
|