Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>En een briefje van eene tafel nemende, begon zij te lezen : " HELENA , Treurig nieuws, goede vrouw, dezen nacht verlaat ik de stad met een deel van het garnizoen; wij gaan naar Brussel, waar de opstand is uitgebroken. Wat zult gij doen? Neem een besluit. Tot van avond. In der haast.</p>
<p>» UW RUDOLF.» 't Is waar, gij hebt gelijk, zuchtte de moeder, de brief is kort, maar duidelijk. En wat te doen, Helena? —I verlaat mijn echtgenoot niet, antwoordde de jonge vrouw, droevig doch met nadruk. Maar kind, bracht de moeder in het midden, uw echt!noot niet verlaten! Zult gij hem mogen volgen, zult gij het "nneu? Gedenk toch, een opstand, een oorlog, barrikadegevechten, maar dat is ijselijk. Wat doet eene vrouw in zulk een moordkuil? Zal er plaats zijn voor u tusschen die ruwe soldaten?</p>
<p>„ Wie zal mij beleedigen als ik mij waardig toon? Neen, verlaat hem niet! Juist die gevechten dwingen mij hem te bvelgen• Kan hij niet gekwetst worden? Zal hij mijn hulp niet ,at ehneven in het midden der gevaren? El n moet ik hein dan en. verplegen door anderen, vrouwen of mannen? Moest hij eens sterven, zou zijn lijden niet vreeselijk zijn, wanneer hij, naam uitsprekende, mij niet aan zijne zijde vond? Ruwe soldaten! Een zacht woord, eene liefderijke behandeling, laken een bandiet tot lam! Kan ik mij niet bij eene ainbu"tie aansluiten en daar zijn geene soldaten, maar jonge vrenwen als ik. b ---- Maar gij verlaat ons, mijn kind, ons, mij en uwe roeders ! Moeder dat doet mij leed, maar heb ik te kiezen? Zijt Zijn mijne broeders in gevaar? Is hun lot als dat van ildelf? Ik bid u moeder spreek zoo niet meer; vererger niet een reeds rampzaligen toestand die ik zelve betreur, doch</p>
</text>
|