Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>waaraan niets te veranderen valt. Xan ik mijn echtgenoot verlaten wanneer... • Het zij dan zoo, onderbrak de moeder, ga kind waar de plicht u reept, maar ik, ik... 0, die Omwenteling, die omwenteling! ging zij voort, zich zelve onderbrekende en de handen voor het gezicht brengende, wat rampen zal zij ons nog berokkenen! Na ons bijna gansch geruineerd te hebben, komt zij mijne kinderen van mij weg rukken en haat tusschen hen stichten! Ga heen, ,Helena, ja ga been! Volg Rudolf, de edele jongen is het ten volle waard! Maar... ik gevoel het... ik zal u nooit meer wederzien!</p>
<p>Moeder! riep Helena! Een gerucht aan de voordeur brak dit treurig onderhoud af. Rudolf is daar, sprak de jonge vrouw, den binnenkomenden te gemoet gaande. Een jongman van "omtrent vijf en twintig jaren stend voor haar. Het was Rudolf niet. Victor, spraken Moeder en dochter te gelijk. Gij ziet er treurig uit, Victor, vervolgde mevrouw</p>
<p>Van Acken. En met rede, moeder. Brussel is in vollen opstand en hier zijn de berichten daar heel onzeker over. Nu eens is de stad door de Hollanders ingenomen, dan zijn zij achteruitgeslagen. En bij ons wordt er weinig of niets gedaan. Eenige discussiën en lichte botsingen met de patrouillen, die echter gauw Uiteengedreven zijn. Zich op eens tot zijne zuster richtende, als werd hij door een gedacht getroffen, vroeg bij haar: Maar Helena is het waar, verlaat een deel van het garnizoen de stad?</p>
<p>Ja Victor. Ziedaar, lees. En zij overhandigde hem Rudolfs brief. Een weinig verlegen sloeg zij hem gade terwijl hij las. Zij beminde haar jongsten broeder uit ganseher harte. Zij kende zijne denkbeelden en voorzag een twist dien zij betreurde.</p>
</text>
|