Full text |
Dr. C. P. Burger Jr.
plaats. Zijn hoofdwerk, waarin de
bibliograaf, de historicus en de
beminner van Amsterdam in hem om
het ijverigst konden samenwerken, is
wel zijn ?„De Amsterdamsche boek-
drukkers en uitgevers in de zestiende
eeuw." Dit groote werk door
E. W. Moens opgezet en begonnen,
kwam bij diens dood in Burger’s handen
en werd door hem ten einde gebracht.
Men vindt daar niet alleen de opsom-
ming der uitgaven en ondernemingen
van al die 16e eeuwsche Amster-
damsche boeknijveraars, doch ook
breede schilderingen van hun leven en
hun tijdvak. Het geheel is een uiterst
belangrijke bijdrage voor de geschiede-
nis van beschaving en wetenschap in
Amsterdam, juist in die 16e eeuw,
waarover wij nooit nieuws genoeg te
weten kunnen komen, om ons inzicht in
den ongehoorden bloei der 17e eeuw
steeds meer te verhelderen. Zoo bezien
staat Burger’s werk over de oude
zeereizen en zeevaartkundigen, de zee-
en wereldkaarten, de wis- en sterrekun-
digen dierzelfde tijden van Holland en
bovenal van Amsterdam m onmiddélijk
verband tot zijn 16e eeuwsche boek-
drukkers. Vele artikelen in „Het Boek"
en uitgaven voor de Linschotenver-
eeniging getuigen op deze gebieden van
zijn groote werkkracht en uitgebreide
kennis. Zoo groeiden bij hem zijn
wetenschappelijke veelzijdigheid, zijn
bibliotheekwerk en zijn burgerschap en
ambtenaarschap van Amsterdam samen
tot een eenheid, die met recht een
volledig en welbesteed menschenleven
mag heeten. Hij moge zijn otium nog
lang genieten, ten nutte van de weten-
schap en tot voorlichting der biblio-
theekwereld. De stad Amsterdam moge
hem in eere houden; zij zal hem niet
licht te veel eer kunnen bewijzen.
Prof. Dr. S. G. de Vries, Biblio-
thekaris der Rijksuniversiteit te Leiden,
moest eerder dan hij of iemand had
kunnen wenschen zijn ambt vaarwel
zeggen, gedwongen door een ziekte, die
hem ondanks alle wilskracht en verzet,
hoe langer hoe meer in zijn vrije bewe-
ging belemmert. Hoe pijnlijk dit
afscheid voor hem was, een troost is dat
zijn gezondheid hem toelaat, zijn
buitengewoon hoogleeraarschap in de
palaeographie te blijven waarnemen, en
dat ook de wettelijke leeftijdsgrens
voor professoren hem daarvoor nog
verscheiden jaren gunt. Als zoon van
den Leidschen hoogleeraar Matthias ^ie
Vries, den stichter der nieuwere
Nederlandsche taalkunde, en zelf klas-
siek-litterator met hart en ziel, is hij én
als bibliothekaris der Universiteit én
als hoogleeraar de voortzetter eener
waardige Leidsche traditie. De voor
Nederland eenige en ook naast de
groote buitenlandsche haar plaats
bekleedende verzameling van klassieke
handschriften, die hij tien jaar als
conservator beheerde, had zijn volle
toewijding, en behield zijn liefde, toen
hij na den dood van den bibliothekaris
Dr. W. N. du Rieu in 1896, zijn taak
tot de geheele Bibliotheek zag uitge-
breid. Op het gebied der handschrift-
kunde ligt zijn voornaamste weten-
schappelijke arbeid. Nog onder leiding |