Full text |
Schmitz is, met Jo de Wit èn Julia
Frank, een der knapste schrijfsters
onder de jongeren van Nederland.
L. B.
EDW. ROSTAND : CYRANO DE
BERGERAC, ’s Gravenhage, L. J.
Coster, 1923.
In het jongste nummer van „Les Mar-
ges" schreef de bekende dichter
Joachim Gasquet : M. E. Rostand fut
peut-être un grand homme de théâtre,
au pire sens du mot; ce n’était pas un
grand poète. Ce n’était pas un poète...
Niet voor de eerste en evenmin voor
de laatste maâl werd Rostand in dezen
zin beoordeeld. Wat niet belet dat nie-
mand minder dan Willem Kloos en nu
weer R. de Buci, een bekend Hollandsch
dichter uit de omgeving van „De Stem",
zich lieten verleiden het reeds vroeger
door Antoon Moortgat vertaalde werk
nog eens opnieuw in een Nederlandsch
kleed te steken.
De vertaling van R. de Buci munt uic
door de lenigheid en preciesheid, waar-
van het kadettenlied een treffend bewijs
biedt. Beter dan de vrij stroe' e verta-
ling van W. Kioos kan deze vertaling
het oorspronkelijk werk laten waar-
deeren door den Nederlandschen lezer.
L. B.
GASTON MARTENS : SINT PIE-
TERS’ NACHT. Kortrijk, J. Vermaut
De vruchtbare tooneelschrijver Gaston
Martens wil met dit drama in drie
bedrijven een nieuwe weg op. Voor de
eerste maal is het geen loutere voorstel-
ling van het leven en de doening der
menschen uit zijn omgeving. Ditmaal
ontwikkelt hij een zielen-conflict. Een
man die zijn geloof verliest en ten slotte
weer deemoedig het hoofd leert buigen.
Een kleurige achtergrond van eigen-
aardig dorpsleven... Maar ook nu nog
niet is het conflict van zeer ingrijpenden
aard. Het water rimpelt en wordt weer
glad gestreken.
Van den eigenaardigen Vlaming ver-
schenen tot nu : Derby, De Paus van
Hagendonek, The golden River, De
Zot, Leentje uit | Hemeirijk, Mevrouw
de Burgemeester, Parochievrijers.^
J.VARENDONCK : OVER ESTHE-
TISCHE SYMBOLIEK. Antwerpen,
Nederlandsche boekhandel.
In dit werk wordt gepoogd om aan de
hand van de psycho-analytische leer
van Freud, een verklaring te geven van
den oorsprong van het esthetisch
genot, in het bizonder van dat door het
lied verwekt. De schrijver slaagt er in
door toepassing van de Freudsche
methode te bewijzen, dat elk lied, dat
ons bevalt, in verschillende mate de
verwezenlijking van een onbewusten en
onderdrukten wensch voorstelt. Een
lied zingen is niet anders dan een
„ Wünscherfiillung".
In het theoretische gedeelte behandelt
schrijver twee eigenschappen van het
voorbewuste : de assimilatie en de iden-
tificatie, dank zij dewelke de zanger
onbewust de analogie tusschen zijn toe-
stand en die door den dichter beschre-
ven, erkent, en wat nog meer is, zich
met hem vereenzelvigt, ja zich zelfs aan
hem substitueert. Deze onbewuste sym-
boliek, om haar volle werking te berei-
ken, mag niet over den drempel van het
bewustzijn schrijden. In verband met de
studie van deze onbewuste symboliek
heeft schrijver zeker een nieuw stand-
punt ingenomen, van waaruit het
probleem in een nieuw licht wordt
gesteld.
Het lied wordt bij hem op één lijn
gesteld met de verbeelding van de dag-
droomen, van de nachtdroomen, het
dichterlijke scheppen, het woordenspel
en de wetenschappelijke ontdekking.
Dat sommige vraagpunten onopgehel-
derd blijven, kan niet geloochend wor-
den. In hoever dekken zich het door de
melodie van een lied verwekt genot
en zijn tekst? Is esthetisch genot dat-
gene dat door een kunstuiting, om het
even dewelke, wordt verwekt, zonder
rekening te houden met de kwaliteit van
deze kunstuiting, of is integendeel deze
kwaliteit van hoofdzakelijk belang en
85 |