Full text |
Wolf, Gustav * Das norddeutsche Dorf. Bilder Zingg, Adrian : Stammbuch. [Faks. Ausg.]
lândl. Bau-u. Siedlungsweise, Mit 141 Netzatz- Nachw. : Erwin Hensler. Leipzig : Insel-Verlag
gn. u. 26 Strichâtzgn. München : Piper (VIII, (85 BI. mit z. T, farb. Abb., 31 S.) 12 X 18 cm
222 S. mit Abb. u. Kt. Skizzen.) gr. 8° -|- Das [Schlusst] .300 Ex., Ldr, Nr 1— 75; Gm.
Dorf, Bd 2. Gz. Hlw. 4.— • 140.—;76—300 75.—
Bd 1 bildete Rebensburg, Heinr. : Das deut-
sche Dorf. Süddeutschld.
BOEKBESPREKINGEN
TAKEUTSCHl : „DIE WAHR-
HEITSSUCHER". - MARTIN
BUBER : „ICH UND DIT. - RAD
NER MARIA RILKE | „SONETTE
AN ORPHEUS". Leipzig im Inselver-
lag 1923.
I
De Japanner Takeutschi heeft, een
Duitsch boek geschreven. Niet alleen
in Duitsche taal, maar geheel en al naar
Europeesche gedachtengang. Hij is er
in getraind van af zijn jeugd. Moesten
wij dit boek als een betrouwbaar getui-
genis beschouwen van dat wat in het
hedendaagsche Japan omgaat, dan zou
er niet veel geloof in een zelfstandig
leven van den Oost-Aziatischen geest
overblijven. Het gebeurt niet vaak, denk
ik, dat onder beschrijvingen van de
toestanden ginds zulk een noodkreet
schuilt over de onontwikkelde volksziel,
het gemis aan. diepere beschaving zelfs
in de hoogste kringen, als in deze kleine
tafreeltjes, waar wij aanzienlijke mannen
en vrouwen hooren converseeren over
dat wat noodig is, en waarin het te kort
gezocht moet worden en hun uitbundige
bewondering hooren uiten over het
door hun Westersche buren bereikte.
Bij de toenemende steriliteit en het
angstige streven om uit de gevaren van
hun traditie’s te geraken, waarin de
Oostersche ziel van dezen tijd geen
voedsel meer vindt, zien zij als eenigen
uitweg om bij die Westerlingen in de
leer te gaan en zich eigen te maken wat
niet in hen gegroeid is : het laatste ken-
teken van een zieltogende groeikracht.
Maar er zijn —? al brengen de klachten
nog zooveel bewijzen — evenveel rede-
78
nen tot twijfel, of de schrijver over dit
alles, in zijn eigen gesteldheid, het ver-
mogen misschien mist, de deugden van
deze traditie’s naar waarde te schatten
en de lijn der ontwikkeling van zijn volk
te bespeuren. Of hij, die nergens blijk
geeft zelf een kunstkenner te zijn, maar
telkens het moderne in de kunst als
zoodanig prijst, wel iets begrijpt van het
organisch bedongene in het behoudende
principe, in de zich telkens herhalende
uitingsvormen in de Oostersche kunst-
wil — en of het heele boek in zijn te
kort niet juist daarom het tegendeel
bewijst van wat het wilde, n. 1. dat alleen
een oppervlakkig uitleggen van het
diepe verlangen naar verstandhouding
van de menschen onderling, de gevolg-
trekking maakt, dat de meest verschil-
lende rassen nu ook een gelijkheid, een
verbroedering moeten zoeken in een
eendere taal van kunst en woord, in een
eendere bouw der samenleving,waarmee
de uit het bloed geboren uitingen tot nu
toe altijd in strijd waren.
De leer die Takeutschi voor de Japan-
ners in het Duitsch als iets nieuws ont-
wikkelt, is op stuk van zaken dezelfde
kringloop waarin de individualistische
stroomingen in Europa zijn doodgeloo-
pen. De vorm waarin hij dit doet, de
roman, voldoet bij het volstrekt gemis
aan beeldend vermogen in geen enkel
opzicht, — de kleine heel los verbonden
scène’s geven hem alleen de gelegenheid
zijn ideeën over politiek, kunst, opvoe-
ding, staathuishoudkunde en wijsbe-
geerte uit te spreken. Kunst en wijsbe-
geerte dienen voor hem alleen ter ont-
wikkeling van den enkeling en zoo lijkt |