Full text |
onhistorisch bestaan openen, met de
onvermoeid herlevende scheppings-
kracht, het ware zijn, de telkens op
nieuw zich ontplooiende waarheid van
het leven.
III
„Sei —und wisse zugleich des Nicht —
Seins Bedingung,
des unendlichen Grund deiner innigen
Schwingung,
dass du sie völlig vollendst dieses
einzige Mal.
Zu dem gebrauchten sowohl, wie zum
dumpfen und stummen
Vorrat der vollen Natur, den unsâg-
lichen Summen,
Zahle dich jubelnd hinzu und ver-
nichte die Zahl.“
Rilke noemt zijn laatste bundel
„Sonette an Orpheus11. Hij koos den
Griekschen zanger niet alleen als een
van de velen die het ware zijn
beleven in de transfigureerende kracht
die kunst wordt, lied wordt -— hij
bedoelde hem : Orpheus.de opgenomene
in elk ding, nadat zijn lichaam verscheurd
was door de menaden, |— de verheerlij-
kende vormscheppende weerklank in
den geest, boven de vluchtigheid van
elk aardsch gebeuren, die het ontrukt
aan de vergankelijkheid, — de stem die
uitklinkt boven het individueel bepaalde
beleven; stijgende uit de ondergrond-
sche stroomen van het boven-persoon-
lijk zijn, dat alleen knielend, bewonde-
rend, nooit beredeneerend benaderd
wordt :
„Aber noch ist uns das Dasein verzau-
bert; an hundert Stellen ist s noch
Ursprung. Ein Spielen von reinen
Kratten, die keiner berührt, der nicht
kniet und bewundert... Orpheus, die
tijdens zijn aardeleven al de grenzen van
den dood overschreed, die de macht van
het doode over het levende ondervond,
en het afgestorvene mee in de ban van
zijn lied trok. Rilke omvat het leven
als gelijkwaardig in al zijn verschijnselen
van wording en ontbinding, als één
kringloop die geen doel kent. Niets is zo
nietig, of het bevat ook een kiem van
goddelijkheid, met verwekkende kracht,
aan den ziener geopenbaard :
„Nie versagt ihm die Stimme am
Staube,
Wenn ihn das göttliche Beispiel
ergreift.
Alles wird Weinberg, alles wird Traube
In seinem fühlenden Süden gereift.
Zoo wordt hij de zanger van de vervor-
ming, van de herscheppende macht;
want :
„Was sich in ’s Bleiben verschliesst,
schon ist’s das Erstarrte;
Wâhnt es sich sicher im Schutz des ^
unscheinbaren Grau’s?
Warte, ein Hârtestes warnt aus der
Ferne das Harte.
Wehe ,—. ; abwesender Hammer holt
aus !
„Wolle die Wandlung11 begint dit
sonnet. „Sei allem Abschied voran...“
„Het volgende : Leef mee in de rythmen
der vergankelijkheid ■— alleen zoo kunt
ge haar vloek ontkomen !
Nochtans : er is een rust in de stille
aanschouwing van den geest, in zijn
beeldend vermogen, dat in Gestalte de
Eenheid zichtbaar maakt, waarin het
onoverkomelijke van het tegenstrijdige
streven verzoening vindt. Hij ziet het
sterrebeeld „Ruiter11. Ziet het als een
embleem van tweeërlei driften, wier
wisselwerking hem visueel verbonden
lijkt in de eene figuur.
Een bedrog deze eenheid, waar het oog
in gelooft?
„Auch die sternische Verbindung trügt !
doch uns freue eine Weile nur
die Figur zu glauben....11
De figuur die ons samenhang gelooven
laat, waar hij zelf ons onkenbare mys-
terie blijft. Deel zijn wij zelf, maar tege-
lijk ook deelachtig aan het geheel,
ondergeschikt aan de bewegingen der
81 |