Full text |
1
men werkt. Kommunistische landen plaatsen het bibliotheekwerk duidelijk in
het kader van partijpolitieke afspraken, daar hoeft men hun periodieken
maar op na te slaan. Verschil in mentaliteit, in opstelling, gaf dat binnen de
I IFLA nooit botsingen?
Ongetwijfeld. Het is juist, wat u zegt over het bibliotheekwerk dat in
funktie van de partijpolitiek staat. Ik heb daar een verklaring voor. Wij heb-
ben ergens wel een portret van de koning of de koningin, zij hebben de
volledige werken van Marx en Lenin daar staan. Die twee zaken hebben
dezelfde funktie. Ze staan daar te staan, maar niemand hecht er ook maar
het minste belang aan. Wij kijken nooit naar het portret van de koning en
zij nooit naar de werken van Lenin. Dat is precies hetzelfde.
De komst van de kommunistische landen in de IFLA is samengevallen
met mijn belangstelling voor IFLA (ik was toen nog geen voorzitter). Dat
was in het midden van de vijftiger jaren. Later is die belangstelling toegeno-
men maar kwamen ook de problemen. De scherpste tegenstelling deed zich
voor toen wij te Frankfurt samen in vergadering waren en op datzelfde
moment de Russen Tsjechoslowakije binnenvielen. Mijn taak als bestuurslid
was de internationale betrekkingen te bevorderen.
De eerste nacht heb ik doorgebracht met te lopen van het hotel waar
de Russen waren naar het hotel waar de Tsjechen waren. Wij hebben de
a politie in de arm moeten nemen om de Russische delegatie te beschermen
I tegen de bevolking van Frankfurt
Daar is toen op de vergadering een groot politiek debat ontstaan. Er
kwam van Zwitserse zijde een motie om gezien de omstandigheden de voor
het volgend jaar in Moskou geplande vergadering niet door te laten gaan.
Gelukkig is er een kompromis-oplossing gevonden.
Was er sinds de 'Praagse lente’ in de IFLA iets veranderd?
Sedert de inval van de Russen in Praag zien wij wel een grotere blok-
vorming van de kommunistische landen. Met onze vroegere kollega’s, de
Tsjechen bijvoorbeeld, was er geen politieke grens meer. Wij waren vrien-
den geworden, wij gingen bij de onderbrekingen van de zittingen samen
eten. Dat is nog niet teruggekomen. Er zijn natuurlijk gradaties in die
betrekkingen. Op het ogenblik zijn de enigen die nog systematisch een onaf-
hankelijke houding aannemen, in de omgang bedoel ik, in de kleine dage-
lijkse omgang, de Roemenen.
Maar ik heb getracht dit alles zo weinig mogelijk te zien. De konklusie
die wij westerlingen getrokken hebben ten aanzien van deze massale aan-
wezigheid van de Oostbloklanden in de IFLA — en die daar door iedereen
werd gedeeld — was : het is beter ze binnen de organisatie te hebben dan
tegen de organisatie. Mèt de moeilijkheden vandien. En veel hangt af van de
persoon, de mens.
Bibliotheekgids—Jg. 53 — Nr. 4 — 1977 / 173 |