Full text |
Wat nu gezegd van die onuitputtelijke uitbreidingsmogelijkheid,
waaronder de harmonie van het geheel niet het minste te lijden krijgt?
Het heele stelsel stikt onder het harnas van onuitputtelijke uitbreidings-
mogelijkheid en onder die angstvallige zorg voor harmonie. Misschien,
indien de Wetenschap cc af » was, indien ze was als iets, dat vast staat
en nooit meer veranderen kan, zou men er kunnen aan denken ze in te
deelen volgens rekenkundige principes. Maar de Wetenschap is niet
(( af » ; ze staat niet stil ; zooals de taal evolueert ze. En, zooals de taal
vergeleken wordt bij een levend organisme, dat geboren wordt, zich
ontwikkelt, het leven schenkt aan anderen en verdwijnt, zoo kan ook
de Wetenschap worden vergeleken bij een boom met groote en kleine
takken, die elk ontelbare kleine vertakkingen kunnen dragen; in den
loop der tijden zijn er die verdorren, terwijl andere hun schaduw ver
uit verspreiden en andere nog ontstaan. Wie zou een ontwikkelden
boom kunnen vinden, die deze eigenaardigheid zou vertoonen nergens
meer dan 10 vertakkingen van dezelfde orde te hebben en daarbij dur-
ven beweren dat nooit meer dan 10 zulke vertakkingen zullen ontstaan ?
Hoe is het dan mogelijk de Wetenschap te willen inkleeden in een tien-
deelig stelsel? Dààr zal men vier takken te weinig hebben, wat niet erg
is; maar hier vier te veel, wat een ramp wordt, daar het verlies van hier
door de winst van daar niet kan worden gecompenseerd. En zoo komt
men tot wangedrochten, waarbij de vakken 0 en 9, naar het woord van
G. Schneider, als echte a Asylklassen » fungeeren. Het tiendeelig stel-
sel willen toepassen op de indeeling der Wetenschap is een onmoge-
lijkheid, niet alleen in de praktijk, maar ook in de theorie.
* * *
Deze twee vaststellingen : 1° dat de rekenkundige schrijfwijze voor
bibliographische doeleinden geen praktisch nut oplevert; 2° dat het tien-
deelig stelsel bij de indeeling der Wetenschap onbruikbaar is, brengen
ons tot het besluit, dat het Dewey-Brusselsch Stelsel er in het geheel
niet zou bij verliezen, maar er wel ontzagelijk veel bij winnen, indien
het er van af zag de woorden die van oudsher gebruikt worden, om
begrippen uit te drukken, te willen vervangen door cijfers. Eens dat ter
zijde gelaten, eens de arithmetische harmonie opgeofferd, wordt de uit-
breidingsmogelijkheid de echte, de logische, de natuurlijke uitbrei-
dingsmogelijkheid van het heele systeem veel grooter. Dan kan de
algemeene ïndeeling der verschillende vakken door specialisten aan tal
van gebreken, onnauwkeurigheden en onwaarheden worden verholpen.
Dan wordt niet alleen het stelsel van het Institut International de Biblio-
graphie leefbaar, dan leeft het werkelijk. En het is wenschelijk dat het
leve; weldra zal men misschien moeten zeggen, dat het noodzakelijk
is dat het leve in onze eeuw van eenmaking en van internationalisme,
waar de tijd, meer dan ooit, geld is.
Gent, Mei 1926. Drci debaive, .
159 |