Full text |
OVER CATALOGI
IN T ALGEMEEN EN OVER HET TIENDEELIGE IN HET
DEWEY-BRUSSELSCH STELSEL IN T BIJZONDER
Er bestaat een heele literatuur over het tiendeelig Dewey-Brus-
selsch stelsel. De Taatste die er over schreef was Georg Schneider in
zijn Handbuch der Bibliographie (1 ) en het was geen lof. Het stelsel,
dat onloochenbare en onvermijdelijke gebreken bevat, is trouwens altijd
meer aangevallen geweest dan verdedigd. Het verdedigen, zooals het
nu bestaat, met wat ik zou noemen tiendeelig harnas, is ook zoo goed
als onmogelijk.
'Wat de groote oorspronkelijkheid van Dewey’s stelsel maakte en
tevens den bijval verklaart, dien het in groote mate kende, vanwege
tal van menschen, die het van buitenaf, theoretisch en oppervlakkig
beschouwen, was ongetwijfeld de wijze, waarop zijn auteur de indee-
ling der Wetenschap aan het universeel gekend en gebruikt tiendeelig
rekenstelsel had weten aan te passen. Die uitvinding was inderdaad
wel gemaakt om geesten ingenomen met orde, logika en systematisatie
in vervoering te brengen; ze lagen er, ze moesten er op hun knieën voor
liggen. Was nu het stelsel der indeeling der Wetenschappen eindelijk
gevonden? Brak het zoo lang verwachte tijdperk der systematische
bibliographie nu pas en voor goed aan, zooals voor eeuwen het tijd-
perk der eigenlijke rekenkunde eerst begonnen was met de invoering
van de Arabische manier om cijfers te schrijven? Het leek wel zoo.
Bezat inderdaad het nieuwe bibliographisch systeem de twee grond-
eigenschappen niet, die aan de Arabische cijfersschrijfwijze in den tijd
en in de ruimte universeelen bijval hebben verzekerd?
1° Het was niet gebonden aan één taal. De teekens waren van
internationaal gebruik. Een Nederlander, die te Moskow een werk over
onderzeeërs, in een West-Europeesche taal geschreven, zou wenschen
na te slaan, hoefde niet eerst te vragen hoe « onderzee-boot » in het
Russisch gezegd wordt, om zoo een werk door middel van het tiendee-
lig systematisch cataloog te vinden; hij zou eenvoudig te zoeken heb-
ben onder 623.827, dat in zijn taal ((onderzeeër» beteekent, terwijl
een Rus het als « pod-wodnaja lodka » verstaat.
2° Het bezat een onuitputtelijke uitbreidingsmogelijkheid. Door het
steeds-kunnen-onderdeelen van al de Wetenschappen tot in hun klein-
ste onderafdeelingen kon het aantal rubrieken tot in het oneindige wor-
den vermenigvuldigd, zonder dat ooit of de universeele verstaanbaar-
(1) Leipzig, Hiersemann, 1923, p. 144-45. Op p. 144 in voetnota geeft
Schneider die lijst aan van al hetgeen over dit stelsel verschenen is.
157 |