Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>daar is ze !... meent Alfred, en loopt naar het portier. Eene oude dame met groenen bril, vergezeld van eene kindermeid stapt uit.</p>
<p>Oude feeks ! bromt Alfred, tegen de niets vermoedende dame en in zijne teleurstelling ontsnapt hem nog iets van « zich met gezondheid den nek te breken. »</p>
<p>Hemel ! het is bijna zes ure. Het angstzweet berst Alfred uit ; hij beeft van ontroering en ongeduld. Indien Kaatje hem bedrogen had wie weet !... Alfred wil de statie verlaten, wanneer een tweede rijtuig in dollen rid aankomt, plotseling stopt, en Kaatje met eene kartonnen doos aan de hand, er uitwipt.</p>
<p>Eindelijk I zucht Alfred. Met dien uitroep is al zijn angst en zijne misnoegdheid vervlogen. Haar de hand geven, haar goed doen binnendragen, den koetsier betalen, twee kaartjes vragen voor Oostende is het werk van een °ogenblik.</p>
<p>Eenige minuten later zitten beide verliefden, alleen, in eenen wagen, en dit voor de eerste maal huns levens, t want de spoorwegbanen zijn ten tijde van ons verhaal nog zeer zeldzaam in België.</p>
<p>De stoommachine laat een scherp gefluit hooren en de trein wordt op zijne ijzeren baan met onweerstaanbare kracht voortgesleept. Welhaast heeft hij zulke buitengewone snelheid genomen, dat de nabijstaande huizen als in het niet verzwinden en afgelegen hoornen en voorwerpen nieuwsgierig naar den trein schijnen toe te loopen om hem, in zijnen duizelingwekkenden spoed, den afstand te zien verslinden. Het stoomgevaarte heeft weldra, met zijne onvermoeibare ijzeren longen en brandenden adem, eenen grooten afstand afgelegd. Alfred en Kaatjes begeestering klimt ten top. Zij vergeten een oogenblik dat zij, even als, misdadigers, de stad Gent in het geheim verlaten. Zijn zij wellicht met den snellen trein hun geweten ontreden ? In stede toch van bekommerd te zijn, schijnen zij vroolijk en Opgeruimd.</p>
</text>
|