Full text |
10. De eventuele, maar eer te vermijden, coëxistentie van bepaalde instellingen mag
in genen dele de ontplooiing van de gemeentelijke == en door hun aard blijvende *
lectuurcentra hinderen. De onder 3. bedoelde kaart bepaalt overigens graad en aard
van de representatieve instelling in directe verhouding tot de volledige gemeenschap,
die norm blijft. j :
11. Bij de subsidiëring van Staatswege uit het onder 4. genoemde Nationaal Fonds
zal rekening gehouden worden met het al of niet toekennen door de gemeente van
subsidies aan andere dan haar eigen bibliotheken. - - __
12. Door onderzoek van de toestand (zie 5) en al naar gelang de initiatieven worden
genomen, zullen de Openbare Lectuurcentra in verloop van jaren geleidelijk ontstaan,
zodat niet onmiddellijk moet overgegaan worden tot uit de grond „stampen” van alle
lectuurcentra. Overigens de gebouwen bestaan niet ! Het personeel is niet voorradig en
moet gevormd worden. Het zal de in aanmerking komende gemeenten echter toegestaan
worden de nodige gelden, met deze hun toe te staan uit het Nationaal Fonds enz., te
kapitaliseren.
Dit zijn de grondslagen voor een gezonde bibliotheekstructuur, die - voor ons land
dan 1 de kenmerken draagt van zekere „linkse” én „rechtse” verworvenheden, welke
op het hogere vlak ter wille van de belangen van de gemeenschap op hun juiste 3 te
erkennen — waarde moeten geschat worden.
Wanneer tot nog toe in dit nieuwe Gewetensonderzoek (in vredesjaren dan !) steeds,
en met opzet over België sprake was, dan spruit dit soort van belgicistisch denken niet
voort uit een gevoel van „anti-vlaamsheid” ! Wie zou het overigens veronderstellen ?
Maar, wij hoeven hier geen sentimentalismen op te wekken, en mogen ook niet ver-
moeden, dat wij - in Vlaanderen - tot een oplossing vermogen te komen, zo wij onze
andere landgenoten (Walen én... Brusselaars) niet grondig overtuigen van de te volgen
politiek : de enig mogelijke.
Wij staan voor moeilijkheden, want indien voor Vlaanderen circa 50 lectuurcentra
een gebod zijn op leven of dood, dan kan Wallonië er slechts 30 opeisen. Om te
voorkomen, dat gelijkberechtiging naar de financiële interpretatie (zoals dat logisch is
voor het bouwen van radio- en TVzenders, die in Wallonië niet minder sterk mogen
zijn dan hier), wordt opgeëist a rato van het 50/50, dan is het volstrekt nodig uit een
Nationaal Fonds te putten, dat gevormd wordt door cotisatie-s per kop : hier mag de
centrale staatskas, autonoom gedeeld in twee, niet „schalten und walten”. Er moet aan
de basis logisch gebouwd worden naar de dichtheid' van de bevolking, naar de groeps-
vorming van deze. Dat is het abc van de structurering. Zoniet worden de per definitie
reeds talrijker Vlaamse instellingen stuk voor stuk - en dat nog meer in geval van locale
versnippering ! S onder alle opzichten (fondsen, personeel, gehouwen) steeds zwakker
instellingen dan deze van de in ons Staatsverband medespelende gewesten, in se reeds
meer dan een eeuw de geprivelegieerden. „Vlaendren, let op u saeck, ende gaet niet in
dispersie...” ter wille van het humeur. Óns landsbelang, óns volksbelang staat op het
spel. Heeft de heer Dupré daaraan gedacht ?
Vereend en constructief denkend, structureel handelend halen wij het ; komen wij er.
Verdeeld en door proselitisme van links en rechts bewogen, verliezen wij weer (voor de
hoeveelste keer ?) het pleit.
Onze verantwoordelijkheden tegenover de komende geslachten zijn allesbehalve gering,
en zeker niet te veronachtzamen. Ook niet, wanneer wij in ons binnenste elk voor zich
een eigen denkwijze, en eigen levenswijze koesteren.
26.1.1960 ' , '\.pG Ger Schmook.
19 |