Full text |
De heer Dupré komt ten opzichte van de lectuur wel tot goede constataties, maar dan
moet hij ook de consequenties trekken zonder onderscheid der „Hemmungen”, die zijn
slotformules toch wel eens kenmerken.
14. De onderlinge concurrentie. Hoe ellendig is het euvel niet ! Maar waar ligt
het euvel ? Bij het gemis van enige structuur ! Hoe zit het ? Men jaagt op punten,
punten geconditioneerd door cijfers, bedrijfscijfers. Waarom dan elkaar geen lezers
af snoepen ? Waarom zich niet doen gelden als alleenzaligmakend ? Waarom geen af-
zonderingspolitiek huldigen ? Waarom elkander niet ondergraven door voorgewende
vrijgevigheid ; door onderbieden op het stuk ï zo is het hoor, Dupre —
van moord, doodslag, erotiek etc.
Wie richt zich b.v. niet tegen de comic strips in congressen, enquêtes, artikels ? Maar
hoeveel volks- en jeugdedities, waar uitgegeven, staan er niet vol van ? Heel, heel
ongezond is dat wereldje van prosélytisme, leidend tot sectarisme. En de stap van het
propagandablaadje naar de onderbieding in de bibliotheekwerving, berustend op de
lijnen van de minste weerstand I tot in de uitstalling toe ! I is zeer gering. Zij geschiedt
ten nadele van de goede zaak. Op dit stuk compromisses sluiten en hopen, dat het al
wel geleidelijk zal beteren, is baarlijke onzin.
Er is maar één uitkomst ; een onderling akkoord over de zogenaamde „untere Grenze”.
Afzien van de zwarte ontleningen van minderwaardig goed, dat niet op de rekken staat,
niet in de catalogussen voorkomt maar zich onder de toog bevindt (o ! neen : het goedje
is uitgeleend) en de cijfers stijgen tot in de verste buitenhoeken. Dat blijft immers
niet stil.
En dan : deze strijd, deze mededinging werd door de wet van 1921 ingegeven. Men
hoeft er zich niet over te verontwaardigen, nu. Bestonden te Brugge geen vijf, zes
bibliotheek/Vx in de kuip-zelf van de stad-zonder-grote-openbare bibliotheek (de Stads-
bibliotheek is dat inderdaad niet !) op een paar honderd meter van elkaar, met quasi
dezelfde boeken en bleef de stadsgrens niet verstoken van enige lectuur. Het doel ? Het
publiek vangen, politiek opsluiten, bewerken. De „openbare bibliotheek” (? ! voor
iedereen) wordt aldus agent, niet enkel voor de politieke partijen, ook voor de fracties
en van facties. Er vegeteerde daar een katholieke bibliotheek, een liberale, een socialis-
tische, een V.N.V., een... dito en nog een... andere ? Wij zagen ze alle ; om gaan te
lopen, zo onherbergzaam. Ergerlijk. Is er dan nog sprake van pluralisme, van kuituur ?
15. Wij naderen het slot van de beschouwingen van de heer Dupré, en komen tot de
constataties, die - hoe verheugend ook - met omzichtigheid dienen behandeld te worden.
De realiteit heeft er de auteur van overtuigd, dat het pluralisme tot zeer nadelige uit-
komsten kan voeren, daar waar het oorzaak wordt van verlies aan energie, aan verspilling,
van totaal overbodige geldigheidsdrang. Zeer juist ziet hij hoe potsierlijk en schadelijk
het zou zijn op een hoog vlak b.v. twee Nederlandse Schouwburgen op te richten, twee
Opera’s, twee Jeugdtheaters, Twee literaire musea.... Waarom, inderdaad in de steden
in twee lectuur-instellingen twee Thieme Beckers ter beschikking stellen ? Twee Encyclo-
pedia italiana ? Twee Catalogue général des imprimés ? Twee stel DIN-Normen ? Enfin
een gehele dubbele apparatuur van de courante referentie die een nette gemeenschap
kordaat ten dienste moet staan. Waarom in stee van dz 500 tot 2.0Ô0 tijdschriften
2 X 200, tot 2 X 500 ? Op het probleem komen wij terug, wat ons meteen voeren zal
tot de „overbruggingen” waarover de heer Dupré het als verzoeningspolitiek heeft.
Er weze enkel op gewezen, dat men zich geen verkeerde opvatting moet vormen van
de „pool”, als nationale instelling, als zou deze bibliotheek de suppleërende zijn, wanneer
al de rest in gebreke blijft voor de verre-man-uit-waar-ook ! Deze „pool” is in hoofdzaak
de opvanger van het elders te veel plaats innemende overbodig geworden werk, en dat
hier kan vergaard worden tot nationale reserve van op volledigheid en keurigheid
gecontroleerd goed, naast de Koninklijke Bibliotheek, die zich wijden kan aan haar
9 |