Full text |
van de bibliothecarissen regime 1921 en de inschakeling van een nieuw
bibliotheektye met adequaat getraind personeel, wien het bibliothecariaat een carrière
moet worden. Hier klopt iets waarachtig niet.
Het komt er dan ook op aan elkaar goed, zeer goed te verstaan en op grond van de
huidige vigerende minimumlonen voor arbeiders alleen reeds te streven naar een vol-
waardiger vergoedingsschaal dan de bestaande 15 F per uur. Wij zullen graag elke
verbetering - mits de afschaffing van de vrijstellingen maar met behoud van ver-
worven rechten ! - mede nastreven. Tegen de aanvaarding van de basisrekening (30 F)
geldend bij de Provincie Antwerpen verzet zich wel niemand. Het is echter ook verstaan,
dat bij een eventuele uitbetaling van een officiële wedde aan een part-time-bibliothecaris
voorzichtig met de cumulering moet worden omgesprongen !
Hoe meer men op het vraagstuk ingaat, hoe meer het op dit kapittel nodig blijkt, én
openbare bibliotheek 1921 te onderscheiden van het full time lectuurcentrum. Maar
duidelijk zij gezegd, dat een verbetering van de vergoeding à 15 F niet afhankelijk
moet gesteld worden van de structurering van het land, waarbij wedde-bedragen van
meer dan het administratief barema betrokken zijn. Anderzijds weten wij wel, en dat
zou ook in De Standaard hebben moeten te lezen staan, dat zekere gemeenten hun part
time-bibliothecarissen-leraars vergoeden naar een formule van overuren geënt op leraars-
loopbanen, wat al zeer dicht bij de gewenste werkelijkheid komt. Trouwens telt men
alle kleintjes hier en daar samen (Staat, Provincie, Gemeente) dan werden al wel eens
70 F per uur bereikt.
Besluit : doordat de bibliotheekstructuur er niet gekomen is, en de bibliotheekwereld
nog steeds gesymboliseerd wordt door de „bekwaamheidsacte” ; anderzijds de ge-
meente zich in het verleden opzettelijk afzijdig hield en dus geen werkgever werd,
gaat het niet op nu van de Staat te verlangen, dat hij als dusdanig in functie treedt
tegenover carrières die er in de meeste gevallen ook niet zijn ! Er wordt immers op
gewezen, dat een particulier die b.v. les geeft, evenmin bogen kan op een behandeling,
die met de emolumenten ook pensioenregeling enz. waarborgt ! De „aalmoes” 1 van de
Staat, dient dus bij de bron van de eis gekeurd te worden, want in den beginne beliep
de som, die een vrij bibliothecaris opstrijken kon : 0,0 F + wat de gehate staat toestak !
Eerlijk blijven is de boodschap, om geen hartstocht op te wekken.
5. Het delicate wat al te persoonlijk punt, dat de inspectie raakt. Wij spraken er reeds
over, en willen er dus niet lang bij stilstaan. Niet, omdat een roeren in het potje,
ongewenst zou zijn of worden, want geen tien inspecteurs meer kunnen de staat van
zaken keren. Het is er mee, als met de wedden. Een grief, ev. met recht uitgebracht,
raakt structureel geen hout ! Hier, abermals, verwart de auteur regime 21 met wat
geschapen moet worden. Om de inspectie van de nieuwe lectuurcentra gaat het hier
dan ook wel niet.
6. Het is te begrijpen, dat wijE- voor zo ver het de Hoge Raad betreft - zeer beschei-
den zullen zijn. Het hoort ook zo, als betrokkenen voor eigen deur te keren krijgen.
Maar, dit mag wel gezegd worden : indien de Hoge Raad eertijds moeizaam aan weinig
1 „Per uur zitting ontvangt de bibliothekaris van een erkende bibliotheek in ons land van de
staat een salaris van 15 F. Telt men daarbij het werk buiten de uitleningszittingen, dan komt men
tot de mooie som van ... 7,50 F per uur. De berekening is eenvoudig. De jaarlijkse vaste toelage
van de staat bedraagt 1.500 F voor één uitleenzitting van twee uur per week, 3.000 F voor twee
zittingen en 4.500 F voor drie. In de gemeenten met minder dan 3.000 inwoners moet ten minste
één zitting gehouden worden, twee in de gemeenten met 3.000 tot 30-000 inwoners, en drie in de
andere. De tussenkomst van de staat is beperkt tot het vereiste minimum-aantal zittingen. Nemen
wij het voorbeeld van een gemeente van 5.000 inwoners. De bibliothekaris ontvangt hier 3.000 F
voor twee uitleningszittingen van twee uur per week. Per jaar werkt hij dus ongeveer 200 uren
tijdens, en 200 uren buiten de zittingen. Welnu 3000 : 400 = 7,5 F. Indien men het werk rekent
dat elk boek vraagt van het bestellen af tot en met het uitlenen, dan komt men per uur aan geen
hoger loon.”
13 |