Full text |
aan de aankoop van gegevens op magneetband, van de L.C., van B.N.B. (1), van Canada,
enz.. Een eigen systeem opbouwen dat niet compatibel is met wat elders gebeurt, betekent
dat men zich afzondert. En dat wordt een dure zaak.
Laten we ons geen begoochelingen maken : de computer geeft ons eindelijk de mogelijkheid
om tot een efficiënte catalogisering in samenwerking te komen. De automatisering verplicht
ons ook, tal van kwesties, problemen te her-denken, ons vertrouwd te maken met soms
andere oplossingen voor klassieke problemen. Denk maar aan de reeds geciteerde
catalografische regels, aan de klasseringsregels, het eeuwige probleem van het hoofd-
woord, aan de inhoudsontsluiting, aan de translitteratie enz.. Bij de oplossing van deze
problemen moeten wij, bibliothekarissen, bovendien nog leren leven met een nieuw soort
van collega’s, vreemde lui die een vreemde taal spreken met veel termen voor programma-
tuur en apparatuur en die enorm bedreven zijn in het vinden van steeds nieuwe synoniemen
voor "vereenvoudiging” en "vereenvormiging”, enz..
Ik zou nog even een begrip willen aanhalen dat vrij nieuw is in het bibliotheekvak, en dat
rechtstreeks met de automatisering te maken heeft : het "formaat”.
Met formaat bedoel ik het schema volgens hetwelk titelbeschrijvingen worden opgenomen
in een geautomatiseerd systeem, d.w.z. de opdeling van de titelbeschrijvingen in verschil-
lende delen, velden, subvelden, elementen, enz. plus de aanduidingen die daarbij nodig
zijn voor een vlotte verwerking door de computer.
Het systeem daarvoor, dat op enkele jaren tijds in de ganse wereld bekend is geraakt,
is MARC, afkorting van "machine readable cataloging”, ontworpen door de Library of
Congress. Overal in de wereld zijn MARC-achtige toepassingen ontstaan. Er is het MARC II
- of gewoon MARC of MARC-LC, er is een MARC-BNB, een Canadees, Italiaans, Skandina-
visch, Duits, Belgisch MARC-systeem, er is MONOCLE (2), er is INTERMARC, dit laatste
is een internationaal MARC, gegroeid uit vrijwillig overleg tussen een aantal Europese
bibliotheken.
En wat stelt men vast ?
- Dat al deze MARC-achtigen in ruime mate gebaseerd zijn op de oer-MARC van de L.C.
- dat ze aan ongeveer dezelfde behoeften op ongeveer dezelfde wijze trachten tegemoet
te komen ;
- dat onderlinge verschillen hoofdzakelijk verband houden met uiteenlopende klassieke
opvattingen inzake catalogisering en klassering.
Samenvattend : dat ze alle voor 80-90 % gelijk zijn, maar dat die overige 10-20 % vaak
een serieuze kloof betekenen.
Het gevaar bestaat dus, zeer reëel, dat men een nieuwe kloof, een technische kloof
ditmaal, inbouwt, op een ogenblik dat men goed op weg lijkt om de oude kloof van de
traditionele catalografie te overbruggen of te versmallen.
Om dit op te vangen, werkt de IFLA thans aan een internationaal, alles overkoepelend
MARC-formaat, UNIMARC genaamd. Dit UNIMARC moet een soort draaischijf zijn, een
soort wisselplaat voor de internationale uitwisseling van gegevens in machineleesbare
vorm. Nationale MARC-systemen mogen dan onderling van elkaar verschillen, op voor-
(1) L.C. : Library of Congress.
BNB : British National Bibliography.
(2) MONOCLE : "Projet de mise en ordinateur d'une notice catalographique de livre”, een MARC-formaat
van de Bibliothèque universitaire de Grenoble.
Bibliotheekgids — Jg. 52 — Nr. 1
1976 / 7 |