Full text |
vraagstukken van de centrale catalogus wil bestuderen wordt hier verwezen naar E. Egger
(1) en naar L. Brummel (2). In de traditionele visie en zolang catalogi handwerkelijk
werden opgebouwd was het begrip "centraal” ook geografisch gekleurd. Deelnemende
bibliotheken zonden immers onder een bepaalde vorm het dubbel van hun catalogus naar
de éne plaats waar de centrale catalogus werd aangemaakt en opgesteld. Aangezien het
nutseffect in grote mate werd bepaald door de volledigheid en de actualiteit hoeft het
geen betoog dat de kwaliteit afhankelijk was van het niveau van medewerking van elke
bibliotheek, van de snelheid waarmee de gegevens werden aangevoerd - eveneens
bepaald door de partners - en ook van de efficiënte en snelle wijze waarop de gegevens
centraal werden verwerkt.
Een relatief hulpmiddel heeft de bibliothecaris gedurende lange tijd ervaren in de uitgave
van een dergelijke catalogus in boekvorm. Ondanks de vele tekortkomingen van een op
die wijze opgezette informatiedrager blijft ook nog vandaag die centrale catalogus een
dankbaar instrument voor de interbibliothecaire bruikleendienst.
Snelheid en volledigheid behoren ongetwijfeld tot de belangrijke kwaliteiten van dit type
catalogus, maar ook de beschikbaarheidsgraad van de vermelde gegevens spelen een
uitermate belangrijke rol. Welke zin heeft het immers een reeks van werken op te geven
die niet ter beschikking van derden worden gesteld ?
In het akkoord tot deelneming aan de opbouw van een centrale catalogus moet zonder
twijfel een bepaling opgenomen worden die stelt in hoeverre de aanwezige literatuur
voor bruikleen of consultatie ter plaatse i n aanmerking komt. Hierdoor moge reeds
duidelijk worden dat de opbouw en het onderhoud van dit instrument een organisatorisch
opzet verlangen. Onder dit laatste punt ressorteert eveneens de wijze waarop de in
bruikleen te geven werken, in originele of in gekopieerde vorm, zullen circuleren. Het
heeft immers weinig zin een belangrijke investering te voorzien voor de opbouw van het
apparaat wanneer de daaruit logisch voortvloeiende service niet zou kunnen voldoen
aan de elementaire vereisten. Daarom behoren het technisch aspect (opbouw) en het
organisatorisch element (bruikleen en bibliotheeksysteem) in een geheel van beslissingen
te worden opgenomen. Dit verlangt een beleidsbeslissing die voortvloeit uit een aanvaarde
bibliotheekpolitiek (3).
322. De geautomatiseerde centrale catalogus
Sinds het automatiseren van catalogi tot de gewone mogelijkheden is gaan behoren werd
het werkterrein van de centrale catalogus eveneens verruimd en vergemakkelijkt: er
bestaat een behoorlijke kans dat volgens deze werkwijze de catalogus steeds op punt
staat, wanneer elke deelnemende bibliotheek onmiddellijk langs een on-lineverbinding haar
eigen gegevens in de centrale catalogus invoert (shared cataloging) ; het is lang niet
meer ondenkbaar dat catalogi van grote bibliotheeksystemen automatisch in elkaar worden
geschoven (comptabiliteit!) waardoor het eertijds gestelde doel (bruikleen) slechts één
van de mogelijke finaliteiten is geworden. Men kan inderdaad overwegen of de mogelijk-
heid om "vreemde” titelbeschrijvingen in de eigen catalogus in te voeren niet kan worden
aangewend om grotendeels de eigen opgemaakte of op te maken titelbeschrijvingen te
vervangen. Nog een stap verder kan de vraag worden gesteld of er geen aspecten van
(1) Egger, E. : Gesamtkataloge. In : Libri, 1956, nr. 6, p. 97-170.
(2) Brummel, L. : Les catalogues collectifs... Paris, Unesco, 1956.
(3) Stevens, R.E. : A Feasibility Study of Centralized and Regionalized Interlibrary Loan Centers. Washing-
ton, Association of Research Libraries, 1973.
12 / Bibliotheekgids — Jg. 52 — Nr. 1 — 1976 |